NEDERLANDSNL
4 STARTEN EN RIJDEN
De machine alleen gebruiken met geslo- ten en vergrendelde kap. Anders be- staat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken.
4.1Bijvullen met benzine
Gebruik altijd loodvrije benzine. Gebruik nooit brandstof voor tweetaktmotoren.
De tank heeft een inhoud van 14 liter. Door de transparante tank is het brandstofniveau makkelijk af te lezen.
LET OP! Gewone loodvrije benzine is beperkt houdbaar en mag niet langer dan 30 dagen worden bewaard.
U kunt ook milieuvriendelijke benzine gebruiken, d.w.z. gealkyleerde benzine. Dit type benzine heeft een samenstelling die minder schadelijk is voor mens en milieu.
Benzine is uiterst brandbaar. Bewaar brandstof altijd in een speciaal daar- voor bestemde tank.
Vul alleen buitenshuis benzine bij en rook niet tijdens het bijvullen. Vul de tank voordat u de motor start. Verwi- jder nooit de vuldop en vul de machine nooit met benzine wanneer de motor loopt of nog warm is.
Vul de benzinetank nooit helemaal tot de rand. Laat een zekere ruimte (ten minste de gehele vul- buis plus
4.2 Controleer het oliepeil
Het carter is bij aflevering altijd gevuld met SAE
Zie afb. 9.
Controleer voor elk gebruik of het oliepeil cor- rect is. De machine moet op een vlakke onder- grond staan.
Zorg dat de omgeving rond de oliepeilstok schoon is. Draai de oliepeilstok los en trek hem omhoog. Veeg de oliepeilstok af.
Breng de oliepeilstok weer aan en draai hem vast. Trek de oliepeilstok weer omhoog. Lees het olie- peil af. Vul olie bij tot de
Het oliepeil mag nooit boven de
4.3Veiligheidscontrole
Controleer of de machine voldoet aan de onder- staande veiligheidscontrole.
De veiligheidscontrole moet voor ieder gebruik worden uitgevoerd.
Als een van de onderdelen niet door de test komt, moet u de machine niet ge- bruiken! Breng de machine voor reparatie naar een servicewerkplaats!
4.3.1 Algemene veiligheidscontrole
Onderdeel | Resultaat |
Brandstofslangen | Geen lekkages. |
en aansluitingen. |
|
Elektrische kabels. | Isolatie is intact. |
| Geen mechanische schade. |
Uitlaatsysteem. | Geen lekkages bij aansluitin- |
| gen. |
| Alle schroeven zijn vastge- |
| draaid. |
HST; Rijd de | De machine stopt dan. |
machine voor- en |
|
achteruit en laat het |
|
pedaal van de |
|
bedrijfsrem |
|
omhoog komen. |
|
Testrit | Geen abnormale trillingen. |
| Geen abnormale geluiden. |
4.3.2 Elektrische veiligheidscontrole
Controleer voor elk gebruik of het bev- eiligingssysteem werkt.
Status | Handeling | Resultaat |
Het | Probeer te star- | De motor |
pedaal is niet inge- | ten. | start niet. |
trapt. |
|
|
De krachtafnemer is |
|
|
niet ingeschakeld. |
|
|
Het | Probeer te star- | De motor |
pedaal is ingetrapt. | ten. | start niet. |
De krachtafnemer is |
|
|
ingeschakeld. |
|
|
Lopende motor. De | De bestuurder | De krachtaf- |
krachtafnemer is | gaat staan. | nemer wordt |
ingeschakeld. |
| uitgescha- |
|
| keld. |
Lopende motor. | Verwijder zeke- | De motor |
| ring 10 A. | stopt dan. |
31