| |
Doorvoerbedrading | |
Nummer pin | Kleur |
1: voeding PP (+) | oranje2 |
2: zwenkpositie | geel2 |
3: retourleiding PP | grijs2 |
4: kippositie | wit/zwart2 |
5: objectief gemeensch. | groen2 |
6: zoom | blauw2 |
7: focus | violet2 |
8: positie zoom | bruin2 |
9: positie focus | zwart2 |
10: accessoire | wit2,3 |
11: accessoire | rood2,3 |
12: accessoire | geel2,3 |
13: NA1 |
|
14: NA1 |
|
15: NA1 |
|
16: links zwenken | wit |
17: NA1 |
|
18: rechts zwenken | violet |
19: zwenk/kip gemeensch. | blauw |
20: omhoog kippen | bruin |
21: omlaag kippen | wit/geel |
22: aarde | groen/geel2 |
23: camera | zwart2,4 |
24: camera nulleider | wit2,4 |
Standaardbedrading | |
Nummer pin | Kleur |
1: voeding PP (+) | oranje2 |
2: zwenkpositie | geel2 |
3: retourleiding PP | grijs2 |
4: kippositie | wit/zwart2 |
5: NA1 |
|
6: NA1 |
|
7: NA1 |
|
8: NA1 |
|
9: NA1 |
|
10: NA1 |
|
11: NA1 |
|
12: NA1 |
|
13: NA1 |
|
14: NA1 |
|
15: NA1 |
|
16: links zwenken | wit |
17: NA1 |
|
18: rechts zwenken | violet |
19: zwenk/kip gemeensch. | blauw |
20: omhoog kippen | bruin |
21: omlaag kippen | wit/geel |
22: aarde | groen/geel2 |
23: NA1 |
|
24: NA1 |
|
Voetnoten
1.NA
2.(Kleurcodes) geven doorvoerbedrading aan naar camera/behuizing.
3.Alleen van toepassing op modellen van
24 volt. Pin 10 t/m 12 worden niet gebruikt in modellen van 110 of 220 volt.
4.Genoemde (kleurcodes) zijn voor modellen van 24 en 110 volt. Voor modellen van
220 volt zijn de kleurcodes (23) bruin en
(24) blauw.
5.De geleiders voor pin 16 t/m 24 (indien van toepassing) op modellen van 220 volt dienen te worden geïsoleerd van andere bedrading op basis van de strengere isolatie- eisen van DIN VDE 0860/05.89,
IEC 65. De geleiders voor pin 16 t/m 24 (indien van toepassing) moeten worden
uitgevoerd in
6.Raadpleeg afbeelding 6 onder Aansluitschema’s voor het bedradingsschema.
15.Raadpleeg afbeelding 7 onder Aansluitschema’s voor het bedradingsschema.
16.Alleen voor modellen met
3.8Zwenkstops (345°-modellen)
Bepaal de positie van de drie (3) begrenzingsstops op de basis van de unit. De rode begrenzingsstop is de vaste stop. Deze is niet instelbaar en dient niet te worden verwijderd. De overige twee (2) stops zijn de zwenkstops. Deze zijn aangebracht aan weerszijden van de zwenkschakelaar.
De twee (2) zwenkstops zijn instelbaar en worden vastgezet met een stelschroef. Deze schroeven kunnen worden bereikt via de opening in het uiteinde van elke stop. Gebruik een
Bovenaanzicht basis
Voorzijde
Links | Pan | Rechts |
(linksom) | Stops | (rechtsom) |
Vaste stop (rood) | S928A19CE |
| Achterzijde |
Afbeelding 3: locaties zwenkstops (345°-modellen)
4 BEDIENING
4.1Handmatige zwenkfunctie (345°-modellen)
De zwenkstops bepalen de grenzen van de handmatige zwenkfunctie. De twee (2) instelbare zwenkstops kunnen afhankelijk van de gewenste werking in een andere positie worden geplaatst of worden verwijderd. De opstelling met het maximale zwenkbereik wordt weergegeven in afbeelding 4.
Waarschuwing: verplaats of verwijder nooit de vaste stop. Voor een goede werking van de zwenkfunctie moet deze stop altijd op zijn plaats blijven.
4.2Automatische zwenkfunctie (345°-modellen)
Om van de automatische zwenkfunctie gebruik te kunnen maken dienen pin 16 (links zwenken), pin 18 (rechts zwenken) en pin 19 (gemeensch.) te worden aangesloten. Zie afbeelding 6. De automatische zwenkfunctie wordt tot stand gebracht doordat de besturingseenheid wijzigingen detecteert in de stroom die door de zwenkmotor loopt. Zodra er een zwenkstop wordt bereikt, loopt er geen stroom meer en zorgen de interne schakelingen van de besturingseenheid ervoor dat de automatische zwenkbeweging van richting verandert.
Opmerking: de zwenk/kipbesturingseenheid moet zijn uitgerust met speciale stroomdetectieschakelingen om in deze modus de automatische zwenkfunctie te kunnen gebruiken. De zwenkstops of de vaste stop zijn bepalend voor de grenzen van de automatische zwenkfunctie.
54