Hoofdstuk 3 Geavanceerde configuratie
16
Wireless-N breedbandrouter
BELANGRIJK: Als u WEP-versleuteling gebruikt, houd
er dan rekening mee dat elk apparaat in uw draadloze
netwerk dezelfde WEP-versleutelingsmethode
en versleutelingssleutel moet gebruiken, anders
functioneert het draadloze netwerk niet naar behoren.
RADIUS Server (RADIUS-server) Voer het IP-adres van de
RADIUS-server in.
RADIUS Port (RADIUS-poort) Voer het poortnummer van de
RADIUS-server in. De standaardwaarde is 1812.
Shared Secret (Gedeelde geheime sleutel) Voer de sleutel in
die gedeeld wordt tussen de router en de server.
Encryption (Versleuteling) Selecteer het WEP-versleutelingsniveau
dat u wilt gebruiken: 40/64 bits (10 hex digits) (40/64-bits
(10 hexadecimale tekens)) of 104/128 bits (26 hex digits)
(104/128-bits (26 hexadecimale tekens)). De standaardwaarde
is 40/64 bits (10 hex digits) (40/64-bits (10 hexadecimale
tekens)).
Passphrase ( Wachtzin) Voer een wachtzin in om automatisch
WEP-sleutels te genereren. Klik vervolgens op Generate
(Genereren).
Key 1 (Sleutel 1) Als u geen wachtzin hebt ingevoerd, kunt u
de WEP-sleutel handmatig opgeven.
WEP
WEP is een eenvoudige versleutelingsmethode en is minder
veilig dan WPA.
Security Mode (Beveiligingsmodus) > WEP
Encryption (Versleuteling) Selecteer het WEP-versleutelingsniveau
dat u wilt gebruiken: 40/64 bits (10 hex digits) (40/64-bits
(10 hexadecimale tekens)) of 104/128 bits (26 hex digits)
(104/128-bits (26 hexadecimale tekens)). De standaardwaarde
is 40/64 bits (10 hex digits) (40/64-bits (10 hexadecimale
tekens)).
Passphrase ( Wachtzin) Voer een wachtzin in om automatisch
WEP-sleutels te genereren. Klik vervolgens op Generate
(Genereren).
Key 1 (Sleutel 1) Als u geen wachtzin hebt ingevoerd, kunt u
de WEP-sleutel handmatig opgeven.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Wireless (WLAN) > Wireless MAC Filter (MAC-filter WLAN)
Draadloze toegang kan worden beperkt tot de MAC-adressen van
de draadloze apparaten die binnen het bereik van uw netwerk
gegevens verzenden.
Wireless (WLAN) > Wireless MAC Filter (MAC-filter WLAN)

Wireless MAC Filter (MAC-filter WLAN)

Enabled/Disabled (Ingeschakeld/Uitgeschakeld) Klik op Enabled
(Ingeschakeld) als u draadloze gebruikers wilt filteren op MAC-
adres en daarmee toegang wilt toestaan of blokkeren. Als u de
gebruikers niet wilt filteren op basis van het MAC-adres, houdt u
de standaardwaarde
Disabled
(Uitgeschakeld) aan.

Access Restriction (Toegangsbeperking)

Prevent ( Voorkomen) Selecteer deze optie als u de toegang
tot het draadloze netwerk wilt blokkeren op basis van het
MAC-adres. Deze optie is standaard geselecteerd.
Permit ( Toestaan) Selecteer deze optie als u de toegang tot het
draadloze netwerk wilt toestaan op basis van het MAC-adres.
Deze optie is standaard niet geselecteerd.

MAC Address Filter List (Filterlijst MAC-adressen)

Wireless Client List (Lijst WLAN-clients) Klik op deze optie om
het scherm Wireless Client List (Lijst WLAN-clients) te openen.