NE 57
A Verbind de apparaten.
Verbind een audiocomponent met de AUDIO L + R ingangsaansluitingen op het voorpaneel van de videorecorder.
●Gebruik uitsluitend de AUDIO L ingangsaansluiting in geval van een mono audiocomponent.
B Stel de ingangsfunctie van het opnametoestel in.
Druk op AUX (cijfertoets “0”) en/of PR om “F-1” of “S-1” te kiezen.
C Zoek het startpunt.
Druk op 4 om de weergave van de cassette in de videorecorder te starten. Druk op 9 wanneer het punt is bereikt vanaf waar u nieuw geluid wilt opnemen.
D Activeer de functie voor audio-dubben.
Druk op A.DUB.
●De videorecorder schakelt in de pauzefunctie voor het audio- dubben. (“o” knippert, “u” en “i” lichten op het displaypaneel van de videorecorder op.)
●Voor het dubben met een audiomengpaneel, moet u op AUDIO drukken en nu “a + s (L+R)” kiezen.
*
E Start het dubben.
Activeer de weergave van het audiocomponent en druk op 4 om de cassette in de videorecorder te starten. Het
●“o” knippert en “u” licht op het displaypaneel van de videorecorder op.
●Druk op 9 om het dubben te pauzeren. Druk weer op 4 om het dubben voort te zetten.
F Stop het audio-dubben.
Druk op 8 (of 0) om de cassette in de videorecorder te stoppen. Schakel daarna het audiocomponent tevens in de stopfunctie.
OPMERKINGEN:
●Bij het beluisteren van het geluid tijdens het
gemengde geluid
●Het
●U kunt voor het
●
●Bij weergave van een cassette waarvoor
uitgevoerd, moet u op AUDIO drukken om het gewenste geluidsspoor te kiezen. ( blz. 23)