NE 59
A Verbind de apparaten.
Verbind de VIDEO OUT of
B Stel de ingangsfunctie van het opnametoestel in.
Druk op AUX (cijfertoets “0”) en/of PR om
C Zoek het uitmonteerpunt op.
Plaats de opgenomen cassette in de videorecorder en start de weergave om het uitmonteerpunt (het eind van het te vervangen gedeelte) met de SHUTTLE ring of de JOG schijf of een druk op w e en 9 op te zoeken.
D Stel de teller terug.
Druk op 0000.
●De teller wordt op “0:00:00” teruggesteld.
E Zoek het startpunt.
Bepaal het inmonteerpunt (het begin van het te vervangen gedeelte) met gebruik van de SHUTTLE ring of de JOG schijf of een druk op w e en 9.
●Activeer de stilbeeldfunctie bij het inmonteerpunt.
F Activeer de invoegmontagefunktie.
Druk op INSERT.
●Deze videorecorder schakelt in de pauzefunctie voor invoegmontage. (“o”, “u” en “i” gaan op het displaypaneel van de videorecorder oplichten.)
●Het TV scherm toont nu de ingangsbron die u gaat opnemen in plaats van het stilbeeld.
G Start de invoegmontage.
Plaats de broncassette en geef het in te voegen gedeelte weer. Wanneer u het begin van het gedeelte dat u wilt opnemen bereikt, druk op 4 zodat de band in deze videorecorder wordt getransporteerd; de invoegmontage start nu.
●“o” en “u” worden op het displaypaneel van de videorecorder getoond.
H Stop de invoegmontage.
De invoegmontage stopt automatisch wanneer de teller “0:00:00” bereikt. De weergavefunctie wordt geactiveerd en de band wordt verder getransporteerd. Druk op 0000 indien u de invoegmontage voor het vastgelegde uitmonteerpunt wilt stoppen.
AV Invoegmontage
Indien u zowel het beeld, het
... Druk bij stap 6 hierboven na het drukken op INSERT tevens op A.DUB.
(“o” en “u” knipperen en “i” gaat op het displaypaneel van de videorecorder oplichten.)
OPMERKINGEN:
●Alle kabels die u nodig heeft zijn in de handel verkrijgbaar.
●Invoegmontage is niet mogelijk indien de wispreventielipjes van een cassette zijn verwijderd.
●Bij invoegmontage op een cassette die met een andere videorecorder is opgenomen, zal het ingevoegde beeld mogelijk vervormd lijken.
●Bij invoegmontage wordt de opnamesnelheid (SP/LP) bepaald door de opname waarmee een ongewenst gedeelte wordt vervangen. Indien de opnamesnelheid binnen een scène verandert, zal het ingevoegde beeld gestoord zijn bij het punt waar de snelheid werd veranderd.
●Het is mogelijk dat een klein gedeelte van de opname voor het invoegmontagepunt tevens wordt gewist.
●Invoegmontage is tevens mogelijk met gebruik van de
AV1