2 De scanner gebruiken
In dit hoofdstuk worden de volgende bedieningsprocedures
besproken:
Het inschakelen van de scanner
Het voorbereiden van documenten
Het aanpassen van de invoerlade, zijgeleiders en uitvoerlade
Het scannen van documenten
Het invoeren van lange documenten
Doorlopende en handmatige invoer
Andere functies, zoals kalibrering, het gebruik van de
programmeerbare toetsen, het gebruik van de detectie voor dubbele
invoer, het afstellen van het liftniveau, enzovoort, kunnen worden
uitgevoerd via het bedieningspaneel. Zie Hoofdstuk 3,
Bedieningspaneelfuncties voor procedures.

De scanner

inschakelen

U zet als volgt de scanner aan:
Zet de aan/uit-schakelaar op de positie Aan.
Aan/uit-
schakelaar
Wanneer de menubalk op het bedieningspaneel verschijnt, is de
scanner gereed.
BELANGRIJK: zorg altijd eerst dat de scanner gereed is, voordat u
de hostcomputer aan zet.
A-61169_nl juli 2003 2-1