– 39 –
Nederlands

Opname van een CD op een MD

—CD-synchroonopname

Met gebruik van de CD-synchroonopnamefunctie wordt de
CD-afspelen en MD-opname tegelijkertijd gestart en gestopt.
1
Plaats de disc.
Druk na het plaatsen van de disc op de toets CD 3/8,
en daarna op de toets 7 alvorens naar de volgende stap
te gaan.
U kunt indien gewenst fragmenten voor opname
programmeren (zie bladzijde 24) of de willekeurige
weergavefunctie (zie bladzijde 25) gebruiken.
2
Plaats een voor opname geschikte MD in de
MD-houder.
Stel de MD opnamelengtefunctie, “LP:”
voorvoegselfunctie en groepopnamefunctie in (zie de
linker kolom op de bladzijde).
3
Druk op x1,2,4 van de afstandsbediening om de
gewenste opnamesnelheid te kiezen.
Door iedere druk op de toets, verandert de
opnamesnelheid als volgt:
4
Druk op de toets ONE TOUCH MD REC van het
hoofdeenheid.
De opname start en de MD REC indicator begint op het
display te knipperen.
Indien u een fragment kiest met ¢ of 4 voordat
u op ONE TOUCH MD REC drukt, start de opname
vanaf het gekozen fragment (uitgezonderd indien de
geprogrammeerde weergavefunctie is gekozen).
De x4 opnamesnelheid kan niet worden gebruikt indien
u de geprogrammeerde of willekeurige weergavefunctie
voor opname heeft gekozen. (“CANNOT REC x1 or
x2 ONLY” wordt weergegeven).
Na de opname stoppen zowel de CD-speler als de
MD-recorder automatisch.
Als u het opnemen van de weergave, drukt u op de toets 7.
De vermelding “WRITING” knippert korte tijd op het
hoofddisplay.

Instellen van de opnamefuncties voor MD

Alvorens op MD’s op te nemen, moet u de
opnamelengtefunctie (SP/LP2/LP4), “LP:”-voorvoegselfunctie
en de groepopnamefunctie instellen.
ALLEEN met de afstandsbediening:

Instellen van de opnamelengtefunctie

De opnamelengtefunctie kan voor iedere bron worden
ingesteld en vastgelegd.
1) Kies de op te nemen bron.
2) Druk op de toets SP/LP2/LP4.
Door iedere druk op de toets, verandert de
opnamelengtefunctie als volgt:
SP: De opname wordt met de standaardtijd stereo
gemaakt. De SP indicator licht op het display
op.
LP2*: De opname wordt met een 2 keer zo lange tijd
stereo gemaakt. De LP2 indicator licht op het
display op.
LP4*: De opname wordt met een 4 keer zo lange tijd
stereo gemaakt. De LP4 indicator licht op het
display op.
* Met LP2 of LP4 gekozen, kan een disc niet met x4 de
snelheid worden opgenomen.

Instellen van “LP:” voorvoegselfunctie

U kunt kiezen of u wel of niet “LP:” wilt toevoegen voor de
titel van fragmenten die met de stereo verlengde
opnamefunctie (LP2 of LP4) zijn opgenomen.
Druk op de toets LP:.
Door iedere druk op de toets, wordt de “LP:”
voorvoegselfunctie afwisselend geactiveerd en
uitgeschakeld.
“(LP:) ON”:
“LP:” wordt voor de fragmenttitel toegevoegd. Het
totaal aantal tekens dat u voor een MD kunt
invoeren, wordt minder. (Zie bladzijde 59 voor
details.)
“(LP:) OFF”:
“LP:” wordt niet voor de fragmenttitel toegevoegd.

Instellen van de groepopnamefunctie

U kunt gemakkelijk tijdens opname een nieuwe groep
maken met de groepopnamefunctie.
Druk op de toets GROUP REC.
Door iedere druk op de toets wordt de
groepopnamefunctie afwisselend geactiveerd en
uitgeschakeld.
“MD GROUP ON”:
Alle in één sessie opgenomen fragmenten in een
groep geplaatst. De GROUP indicator licht op het
display op.
“MD GROUP OFF”:
De groepopnamefunctie wordt uitgeschakeld. De
GROUP indicator dooft van het display.
Bijv.: Fragment 1 van een disc wordt niet met LP2 en
de groepopnamefunctie met de normale snelheid
(x1) op een MD opgenomen.
Resterende
opnametijd
Fragmentnummer van de
disc die wordt opgenomen
MD opname-indicators Resterende weergavetijd
x1 x2
x4
(4 keer de normale snelheid)
(2 keer de
normale snelheid)
(Normale
snelheid)
NL36-43UX-Z7MDR[E]f.pm6 7/9/02, 3:14 PM39