Items | Druk op de M | Druk op de m | |
|
| toets | toets |
|
|
| |
MODUS | Stel de | ||
| HOOG | Selecteer de helderheid van uw | |
| beeldscherm, HOOG, MIDDEN, of | ||
| MIDDEN | ||
| LAAG, en selecteer AUTO om te | ||
|
| ||
| LAAG | besparen op het stroomverbruik. | |
| AUTO | U kunt allerlei modi instellen door een | |
| invoer aan te zetten. |
| |
|
|
| |
|
|
|
|
| BACKLIGHT | Het scherm wordt | Het scherm wordt |
| |||
|
| helderder. | donkerder. |
|
|
|
|
6 CONTRAST | Het contrast van | Het contrast van | |
|
| het beeld wordt | het beeld wordt |
|
| verscherpt. | minder scherp. |
|
|
|
|
8 HELDERHEID | Het beeld wordt | Het beeld wordt | |
|
| helderder | donkerder |
|
| (zwartniveau). | (zwartniveau). |
|
|
|
|
| GAMMA | Kenmerken |
|
|
| U kunt de oorspronkelijke kleuren van |
de beelden op het scherm herstellen.
Opmerkingen
•Als u "sRGB" selecteert, kunt u CONTRAST, HELDERHEID en GAMMA niet aanpassen.
•Als de
Items
KLEUREN
Opties | Kenmerken |
9300K | Blauwe tint |
|
|
6500K | Rode tint |
|
|
sRGB1) | Wanneer u "sRGB" selecteert, worden de |
| kleuren aangepast aan het |
| (De |
| standaardprotocol voor kleurruimten die |
| is ontworpen voor computerproducten.) |
| Als u "sRGB" selecteert, moeten de |
| kleurinstellingen van de computer zijn |
| ingesteld op het |
|
|
GEBRUIKER | U kunt extra aanpassingen doen in lichte |
| gebieden (GAIN: witniveau) en donkere |
| gebieden(BIAS: zwartniveau). U kunt de |
| ingestelde kleur ook in het geheugen |
| opslaan. |
1)Als een aangesloten computer of ander apparaat niet geschikt is voor sRGB, kan de kleur niet worden aangepast aan het
Als u de
Items
0MODUS HERSTEL.
Opties | Kenmerken |
OK | U kunt BACKLIGHT, CONTRAST, |
| HELDERHEID, GAMMA, KLEUREN |
| en SCHERPTE op de standaardwaarden |
| instellen. |
|
|
ANNULEREN | Het herstellen van de |
| standaardinstellingen wordt geannuleerd |
| en er wordt teruggekeerd naar het |
| menuscherm. |
|
|
Wanneer het beeldscherm een ingangssignaal ontvangt, worden de positie en de scherpte van het beeld automatisch aangepast (fase/pitch). Dit zorgt voor een helder beeld op het scherm (pagina 17).
Opmerking
Als de functie voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit is geactiveerd, is alleen de 1 (stroom) schakelaar beschikbaar.
Als het beeld niet volledig wordt aangepast aan de functie voor het automatisch aanpassen van de beeldkwaliteit
U kunt de beeldkwaliteit voor het huidige invoersignaal automatisch verder aanpassen. (Zie AUTO hieronder.)
Als u nog fijnafstellingen aan de beeldkwaliteit wilt uitvoeren
U kunt de scherpte (fase/pitch) en positie (horizontaal/verticaal) van het beeld handmatig aanpassen.
Deze aanpassingen zijn in het geheugen opgeslagen en worden automatisch opgeroepen als het beeldscherm hetzelfde ingangssignaal ontvangt. De instellingen moeten eventueel weer worden aangepast als u het ingangssignaal verandert nadat u uw computer opnieuw aansluit.
Items | Kenmerken |
AUTO | Voer de juiste instellingen door voor de |
| fase, pitch en horizontale en verticale |
| positie van het scherm voor het huidige |
| ingangssignaal en sla deze instellingen op. |
|
|
Items | Druk op de m/M toetsen |
SCHERPTE | Pas deze optie aan om de rand van |
| beelden, enzovoort te verscherpen. |
|
|
14