Apparatuur installeren (vervolg)
•Wanneer de doorluskabel op de vorige module aangesloten is, moet deze automatisch ingeschakeld worden als de vorige module ingeschakeld wordt. Toch is het raadzaam de voeding op de ‘slave’ module aan te sluiten. Het led display op het frontpaneel maakt de bankadresinstelling van de modules zichtbaar.
•Stel de beginwaarden van de MASTER module in door de BANK/SCAN en CHANNEL toetsen tegelijk in te drukken of met de sneltoetsopdracht [SCROLL LOCK] [SCROLL LOCK] [END]. Hierdoor kan de MASTER module de nieuw toegevoegde ‘slave’ unit herkennen.
•Door indrukken van de BANK/SCAN toets kunt u controleren of de MASTER module de nieuwe SLAVE correct heeft herkend. Zo ja, dan wijst het led display op de MASTER het bankadres van de SLAVE modules aan. Hebt u een groot aantal ‘slave’modules, dan moet u de BANK/SCAN toets mogelijk een aantal malen indrukken om alle vroegere ‘slave’modules te doorlopen voordat u de nieuw toegevoegde module bereikt.
•Nu kunt u de computers inschakelen die op de nieuw toegevoegde SLAVE module aangesloten zijn. Nadat alle computers zijn opgestart, is het niet uitgesloten dat u de MASTER module opnieuw moet instellen (‘resetten’) zodat deze de ingeschakelde computers op de nieuwe ‘slave’ module kan herkennen.
OPMERKING: De OmniView™ PRO kan ook doorverbonden worden met OmniView™ SE modules (alleen F1D102n en F1D104n) en andere OmniView™ PRO modules met 8 poorten. Hierdoor krijgt u meer keuzemogelijkheden en flexibiliteit. In deze situatie kan de OmniView™ PRO (met beeldschermmenu!) het beste als MASTER module aangewezen worden. Zo profiteren alle modules van de menubesturing, zelfs een OmniView™ SE die deze eigenschap niet bezit.
66