5
NL 1. Laagste flens van maaidek
2.Linker achter hefboom
3.Bovenste draaitap moer
4.Achterste hefboom draaitap
5.Onderste draaitap
12
"B""C"
•Meet de afstand van de grond tot aan de onderste flens van het maaidek aan beide zijden van de grasmaaier (dim. "B" & dim. "C"). Der Dim. B & C moeten hetzelfde zijn.
•Balanceer de maaier kant per kant door de linkerachter hefboom af te stellen. Maak de bovenste draaitap moer losser en haal de onderste draaitap moer aan om de linkerkant van het maaiaggregaat te verhogen. Maak de onderste draaitap moer losser en haal de bovenste draaitap moer aan om de linkerkant van het maaiaggregaat te verlagen.
OPMERKING: ÉÉn draai aan de onderste draaitap moer komt overeen met een hoogteverandering van ongeveer 3
mm.Vergeet niet om na het afstellen de beide draaitap moeren goed aan te halen tegen de draaitap.
Voor en achterkant van grasmaaier afstellen
•Om een zo goed mogelijk maairesultaat te bekomen, moet de achterkant van de grasmaaier
•Verhoog of verlaag de achterkant van het maaiaggregaat door de rechterachter hefboom af te stellen. Maak de bovenste draaitap moer losser en haal de onderste draaitap moer aan om de achterkant van het maaiaggregaat te verhogen. Maak de onderste draaitap moer lossr en haal de bovenste draaitap moer aan om de achterkant van het maaiaggregaat te verlagen.
1
3
2
4
5
"E""D"
1.Laagste flens van het maaidek
2.Rechter achter hefboom
53