2
F1. Câble de batterie rouge
2.Fil d'allumage
3.Câble noir de batterie
4.Mettez de côté le capuchons.
NL | 1. Rode accukabel |
2.Rode beveiligde ontstekingskabel
3.Zwarte accukabel
4.Gooi de doppen weg.
4
2
1 | 3 |
DANGER: La borne positive doit être connectée la première pour éviter des étincelles dues à une mise à la terre accidentelle.
•Enlevez les capuchons de protections des terminales et
•Brancher la câble de batterie rouge et le fil d'allumage
•Brancher le câble de terre noir au plot négatif
•S'assurer que les connexions sont serrées.
•Fermer la porte de la boîte de batterie
DANGER: Tenir fermée la porte de boîte de batterie sauf en cas d'inspection des plots.
NOTA: Ouvrir la porte de boîte de batterie pour:
•Vérfier l'état de la batterie et des plots
•Effectuer un branchement de secours (au besoin)
•Recharger la batterie (au besoin).
WAARSCHUWING: De positieve klem moet eerst aangesloten worden om vonken door per ongeluk aarden te voorkomen.
•Verwijder de beschermdoppen van de accupolen en gooi ze weg.
•Sluit de rode accukabel en de rode beveiligde ontstekingsdraad aan op de positieve (+) klem van de accu.
•Sluit de zwarte geaarde kabel aan op de negatieve
•Controleer of de verbindingen goed vast zitten.
•Sluit het accuboxluik.
WAARSCHUWING: Open het accuboxluik alleen om de klemmen te inspecteren.
OPMERKING: Open het accuboxluik om:
•De conditie van accu en klemmen te controleren.
•Verbinden (indien nodig)
•Opladen (indien nodig).
26