08Te verrichten instellingen

Gebruik van CTI

1Druk op HOME MENU.

2Selecteer “Beeld“ (/ en dan ENTER).

3Selecteer “Professionele instelling.“ (/ en dan ENTER).

4Selecteer “Kleurdetail“ (/ en dan ENTER).

5Selecteer “CTI“ (/ en dan ENTER).

6Selecteer de gewenste parameter (/ en dan ENTER).

CTI

Geeft beelden met duidelijke kleurcontouren. De afkorting CTI staat voor Colour Transient Improvement (verbetering van kleurovergangen).

Instellingen

Uit

Schakelt de CTI functie uit.

 

 

 

 

Aan

Schakelt de CTI functie in.

 

 

 

7 Druk op HOME MENU om het menu te sluiten.

Gebruik van het Kleurbeheer

1Druk op HOME MENU.

2Selecteer “Beeld“ (/ en dan ENTER).

3Selecteer “Professionele instelling.“ (/ en dan ENTER).

4Selecteer “Kleurdetail“ (/ en dan ENTER).

5Selecteer “Kleurbeheer“ (/ en dan ENTER).

6Selecteer het in te stellen item (/ en dan ENTER).

Kleurbeheer

 

R

0

Y

0

G

0

C

0

B

0

M

0

7 Stel het gewenste niveau in (/).

Onderdeel

toets

toets

R

Dichter bij magenta

Dichter bij geel

 

 

 

Y

Dichter bij rood

Dichter bij groen

 

 

 

G

Dichter bij geel

Dichter bij cyaan

 

 

 

C

Dichter bij groen

Dichter bij blauw

 

 

 

B

Dichter bij cyaan

Dichter bij magenta

 

 

 

M

Dichter bij blauw

Dichter bij rood

 

 

 

30

Druk op RETURN als u nog een ander onderdeel wilt instellen en herhaal vervolgens de stappen 6 en 7.

U kunt op / drukken om de instelling van een onderdeel direct te wijzigen.

8 Druk op HOME MENU om het menu te sluiten.

Gebruik van Kleuromgeving

1Druk op HOME MENU.

2Selecteer “Beeld“ (/ en dan ENTER).

3Selecteer “Professionele instelling.“ (/ en dan ENTER).

4Selecteer “Kleurdetail“ (/ en dan ENTER).

5Selecteer “Kleuromgeving“ (/ en dan ENTER).

6Selecteer de gewenste parameter (/ en dan ENTER).

Kleuromgeving

Wijzigt het voor reproductie beschikbare kleurenscala.

Instellingen

1

Geoptimaliseerd voor een levendige

 

 

kleurweergave.

 

 

 

 

2

Standaard kleurweergave.

 

 

 

7 Druk op HOME MENU om het menu te sluiten.

Gebruik van Intelligente kleuren

1Druk op HOME MENU.

2Selecteer “Beeld“ (/ en dan ENTER).

3Selecteer “Professionele instelling.“ (/ en dan ENTER).

4Selecteer “Kleurdetail“ (/ en dan ENTER).

5Selecteer “Intelligente kleuren“ (/ en dan ENTER).

6Selecteer de gewenste parameter (/ en dan ENTER).

Intelligente kleuren

Deze functie zorgt voor een compensatie die resulteert in optimale kleurtonen voor de weergegeven beelden.

Instellingen

Uit

Schakelt de Intelligente kleuren functie uit.

 

 

 

 

Aan

Schakelt de Intelligente kleuren functie in.

 

 

 

7 Druk op HOME MENU om het menu te sluiten.

Verminderen van beeldruis

1Druk op HOME MENU.

2Selecteer “Beeld“ (/ en dan ENTER).

3Selecteer “Professionele instelling.“ (/ en dan ENTER).

4Selecteer “NR“ (/ en dan ENTER).

5Selecteer het in te stellen item (/ en dan ENTER).

U kunt kiezen tussen “DNR”, “MPEG NR” of “BNR”.

6 Selecteer de gewenste parameter (/ en dan ENTER).

Du

Page 206
Image 206
Pioneer PDP-4270XA Gebruik van CTI, Gebruik van het Kleurbeheer, Gebruik van Kleuromgeving, Verminderen van beeldruis