6. Indirect flitsen
6.1 Indirect, automatisch flitsen
Het is dienstig om voorafgaand aan de eigenlijke opname te controleren, of er voldoende licht is voor het gekozen diafragma. Ga hiertoe te werk als onder hoofdstuk „ 9. De aanduiding van de belichtingscon- trole “ staat beschreven.
6.2 Indirect flitsen met handinstelling
Bij flitsen met handinstelling wordt de vereiste diafragmawaarde het meest doelmatig met een flitsbelichtingsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter niet ter beschikking is, kan men aan de hand van de volgende vuistregel:
richtgetal
flitsafstand x 2
een diafragmawaarde bepalen. Bij de opname kan voor de zekerheid nog een opname met + 1 stop en een opname met - 1 stop worden gemaakt.
Deze vuistregel geldt alleen voor ruimten met een normale plafondhoogte.
Het richtgetal kan in de tabel van hoofdstuk „12. Technische gegevens“ worden gevonden.
De flitsafstand is de afstand tussen de flitser op de camera en het op te nemen onderwerp.
Zwenken van de reflektor.
Met een hand de flitser vasthouden en met de ande- re de reflektorkop naar voren trekken tot de klik. De reflektor kan nu ongeveer 80° vertikaal naar boven zwenken.
x
71