NLNEDERLANDS
4.4Starten
1.Zie afb. 8. Open de benzinekraan die zich in de kap aan de linkerachterzijde bevindt.
2.Controleer of the bougiekabel(s) op de bougie(s) is/zijn geplaatst.
3.Controleer of de krachtafnemer uitgeschakeld is.
4.Houd uw voet niet op het aandrijfpedaal.
5.Starten van een koude motor – zet de gashendel helemaal in de chokestand.
Starten van een warme motor – zet de gashendel op vol gas (ongeveer 2 cm achter de choke- stand).
6.Trap het
7.Draai de contactsleutel om en start de motor.
8Wanneer de motor is gestart, duwt u de gashen- del geleidelijk naar vol gas (ongeveer 2 cm achter de chokestand) als u de choke gebruikt hebt.
9.Laat de machine na een koude start niet onmid- dellijk belast werken, maar laat de motor eerst een paar minuten warmdraaien. Op die manier kan de olie eerst opwarmen.
Bij gebruik van de machine altijd vol gas geven.
4.5Bedieningstips
Controleer altijd of de juiste hoeveelheid olie in de motor zit. Dit is met name belangrijk bij het werk- en op hellingen. Zie 4.2.
Wees voorzichtig bij het rijden op hell- ingen. Start of stop niet plotseling wan- neer u een helling op- of afrijdt. Rijd nooit dwars over een helling. Rijd van boven naar beneden en van beneden naar boven.
Deze machine mag op een helling van maximaal 10° rijden.
Verminder de snelheid op hellingen en bij scherpe bochten om controle over de machine te houden en het risico op kan- telen te beperken.
Draai bij rijden in de hoogste versnel- ling en bij vol gas het stuur niet volledig naar één kant. De machine kan dan kantelen.
Blijf met uw handen uit de buurt van de middensturing en de zittinghouder. An- ders kunt u bekneld raken! Rijd nooit met de machine als de motorkap open is.
Rijd nooit als het maaidek in de trans- portpositie staat. Dit veroorzaakt schade aan de aandrijfsnaar van het maaidek.
4.6Stoppen
Schakel de krachtafnemer uit. Trek de parkeerrem aan.
Laat de motor
Als u de machine zonder toezicht achterlaat, moet u de bougiekabel(s) losmaken van de bougie(s). Trek ook de sleutel uit het contactslot.
Direct na gebruik kan de motor bij- zonder heet zijn. Raak de demper, de cilinder of de koelribben niet aan. Dit kan ernstige brandwonden veroorzak- en.
4.7Reiniging
Om het gevaar op brand te verkleinen de motor, de demper, de accu en de brandstoftank vrijhouden van gras, bladeren en olie.
Om het gevaar op brand te verkleinen regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflekkage.
Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen gelden de volgende richtlijnen.
•Als u de machine met een hogedrukreiniger reinigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de asborging, elektrische onderdelen of hy- draulische kleppen.
•Sproei nooit rechtstreeks water op de motor.
•Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
•Reinig de luchtinlaat van de motor.
5ONDERHOUD
5.1Onderhoudsprogramma
Om de machine voortdurend in goede staat te houden en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook in verband met het milieu, moet het onder- houdsprogramma van STIGA worden gevolgd. De inhoud van dit programma vindt u in het bij- gevoegde serviceboekje.
Basic service moet altijd door een erkende service- werkplaats worden uitgevoerd.
Eerste onderhoud en Intermediate Service zou door een erkende servicewerkplaats moeten worden uitgevoerd, maar kan ook door de gebruik- er worden gedaan. De inhoud van deze program- ma's staat in het serviceboekje en de handelingen zijn beschreven onder“4” en hieronder.
32