NLNEDERLANDS
1 ALGEMEEN
Dit symbool geeft een WAARSCHU- WING weer. Als de instructies niet nau- wkeurig worden opgevolgd, kan dit leiden tot ernstige persoonlijke verwon- dingen en/of schade.
Voordat u deze machine in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing en de meegeleverde "VEILIGHEIDS- VOORSCHRIFTEN" zorgvuldig doornemen.
1.1Symbolen
Op de machine ziet u de volgende symbolen om u eraan te herinneren dat voorzichtigheid en oplet- tendheid bij gebruik en tijdens onderhoud geboden is.
Betekenis van de symbolen: Waarschuwing!
Lees vóór gebruik van de machine de ge- bruikershandleiding en de veiligheids- voorschriften.
Waarschuwing!
Kijk uit voor weggegooide voorwerpen. Houd omstanders op afstand. Waarschuwing!
Draag altijd gehoorbescherming.
Waarschuwing!
Deze machine is niet bedoeld voor rijden op de openbare weg.
Waarschuwing!
U mag met de machine niet rijden op een helling met een grotere hellingshoek dan 10º.
Waarschuwing!
Kans op brandwonden. Raak de geluid- demper/katalysator niet aan.
1.2 Verwijzingen
1.2.1 Afbeeldingen
De afbeeldingen in deze gebruikershandleiding zijn genummerd met 1, 2, 3 etc.
Onderdelen in afbeeldingen worden aangegeven met A, B, C etc.
Een verwijzing naar onderdeel C in afbeelding 2 wordt als volgt weergegeven:.
“Zie afb. 2:C.” of gewoon “(2:C)”
1.2.2 Titels
De titels in deze gebruikershandleiding zijn op de volgende manier genummerd:
“1.3.1 Algemene veiligheidscontrole” is een subti- tel van “1.3 Veiligheidscontrole” en wordt onder deze titel vermeld.
Wanneer naar een titel wordt verwezen, wordt al- leen het nummer van deze titel aangegeven. Bi- jvoorbeeld “Zie 1.3.3”.
2BESCHRIJVING
2.1Aandrijving
De machine heeft voorwielaandrijvingGereedsc- hap dat aan de voorzijde is gemonteerd wordt aangestuurd door aandrijfriemen.
2.2Besturing
De machine heeft achterwielbesturing. Daarom kan de machine gemakkelijk om bomen of andere obstakels heen rijden. Het sturen wordt geregeld via een kabel.
2.3Beveiligingssysteem
De machine is uitgerust met een elektrisch beveil- igingssysteem. Dit systeem onderbreekt bepaalde activiteiten die door onjuiste handelingen gevaarl- ijke situaties kunnen veroorzaken. De motor kan bijvoorbeeld niet gestart worden als de koppeling van de parkeerrem is ingetrapt.
Controleer voor elk gebruik of het bev- eiligingssysteem werkt.
2.4 Bediening
2.4.1 Gereedschapslift, mechanisch (1:A)
U kunt als volgt schakelen tussen de werkpositie en de transportpositie:
1.Trap het pedaal volledig in.
2.Laat het pedaal langzaam los.
2.4.2Bedrifjsrem/koppeling/parkeerrem (3:B) (Man)
Pedaal dat bedrijfsrem en koppeling combineert. Drie standen:
1.Pedaal omhoog - aandrijving. De machine rijdt als er een versnelling wordt gekozen. Bedrijfsrem niet geactiveerd.
2.Pedaal voor de helft ingetrapt
-aandrijving ontkoppeld, er kan geschakeld worden. Bedrijfsrem niet geactiveerd.
3. Pedaal volledig ingetrapt - aandrijving ontkoppeld. Bedrijfsrem volledig geactiveerd. LET OP! Regel de snelheid niet door de koppeling
te laten slippen. Kies in plaats daarvan de juiste versnelling voor de goede snelheid.
28