Montage (zonder wielen)
Montage van de onderste hendel aan de gazonmaaier
1.De haak (A2) die aan de onderste hendel (A1) zit
halverwege door de middelste opening van de geleide (A3) doen, in de door de pijl aangegeven richting (A4).
2.Met de haak (A2) in de middelste opening van de geleide (A3) de onderste hendel (A1) een kwart slag 90° met de klok mee draaien, om de beide uiteinden
van de onderste hendel tussen de steunhaken van de kap (A5) te plaatsen.
3.De pennen (B1) aanbrengen en met de clips (B2) vastzetten.
De bovenste hendel aan de onderste hendel monteren
Alvorens de bovenste hendel aan de onderste hendel te monteren moet u ervoor zorgen dat de onderste hendel stabiel is door de haak (C1) in de ‘parkeerstand’ (C2) te zetten.
1.Zorg dat de regelhendel van de choke aan de linkerkant zit (van achteren gezien).
2.Breng de onderste en bovenste hendel in lijn (zie afbeelding D). Monteer de bouten (D1), sluitringen (D2) en borg deze met de hendelknoppen (D3).
3.Bevestig de kabels met de meegeleverde kabelklemmen aan de handgrepen en zorg dat de kabels niet klem komen te zitten tussen de bovenste en de onderste handgreep.
Montage (met wielen)
1.Zet de onderste handgreep (E1) met de pen (E2)
van de onderste handgreep aan de behuizing vast, zoals geïllustreerd in Afb. E.
2.Zet de wielen (F1) met de borgklemmen (F3) aan het wielframe (F2) vast, zoals geïllustreerd in Afb. F.
3.Zet het wielframe (G1) met de bout van de onderste handgreep (G2), de kleine pasring (G3), de grote pasring (G4) en de borgmoer (G5) aan de behuizing
vast, zoals geïllustreerd in Afb. G.
4.Steek de onderste uitschuifbare buizen (H1) in de bovenste uitschuifbare buizen (H2) en zet deze met de pen (H3) en de borgklem (H4) vast, zoals
geïllustreerd in Afb. H.
Monteer de bovenste handgreep op de onderste handgreep volgens de bovenstaande instructies in het onderdeel ‘Montage (zonder wielen)’.
Stand van de hendels
De stand van de hendels kan met de geleide en haak | 1. | Haak (C1) oplichten. |
versteld worden. Voor het verstellen van de stand: | 2. | Op de gewenste stand zetten: |
|
| (C2) - Parkeerstand, (C3) - Maaistand. |
Brandstof
Gebruik normale verse, schone, loodvrije benzine voor auto’s
De brandstoftank NIET vullen in een besloten ruimte, wanneer de motor heet is of wanneer u rookt, en ook niet in de buurt van een open vlam. Het gedeelte rondom de vuldop grondig reinigen alvorens de brandstoftank te vullen; zo voorkomt u dat er vuil in het brandstofsysteem terecht komt. Brandstof dient te worden opgeslagen in een koele ruimte en uit de buurt van open vuur. De brandstoftank NIET met lopende motor vullen. Gebruik een trechter met een fijn filter om de brandstoftank te vullen. De brandstoftank NOOIT helemaal vullen, deze mag slechts tot aan de onderkant van de vullerhals worden gevuld. Als u een helemaal lege brandstoftank vult of als de motor
voorheen droog is gelopen, dient minimaal 400 cc brandstof te worden bijgevuld (tot aan de streep in de afbeelding), zodat de brandstofpomp goed injecteert als u
de motor start. De carburateur is vooraf ingesteld. Normaal gesproken hoeft deze niet verder te worden afgesteld.
Olie
Gebruik
Vul olie bij volgens de instructies in de handleiding voor de motor, die met uw product geleverd werd.
Starten en stoppen
Het starten van uw gazonmaaier
1.Plaats de hendel in de parkeerstand (C2).
2.Sluit de bougiekabel aan (J).
3.Draai het brandstofkraantje (K) open.
4.Bij een koude start dient u de regelhendel van de choke in de stand ‘Choke’ (L) te zetten. Bij een warme start dient u deze hendel in de stand ‘Draaien’ (N) te zetten.
5.Trek de Operator Presence Control tegen de bovenduwboom; stevig vasthouden.
6.Uw rechtervoet stevig op de behuizing zetten en de bovenkant van de onderste handgreep met uw
linkerhand vastpakken. De trimmer naar u toe kantelen (M). Zo hebt u het apparaat tijdens het starten in een veilige stand en voorkomt u dat er een lelijke ring in het gazon wordt gemaaid.
7.Rustig de starthendel uittrekken totdat u weerstand voelt, de starthendel langzaam terug laten gaan.
8.De starthendel krachtig naar u toe trekken en
volledig uittrekken.
9. Laat de motor eerst op toeren komen en laat de gazonmaaier dan rustig zakken.
10.Overtuig u dat wanneer de motor op bedrijfstemperatuur gekomen is, de bedieningshendel zich in de 'normal' stand bevindt.
Het stoppen van de gazonmaaier
•Het maaimes blijft ronddraaien na uitschakeling van de gazonmaaier. Roterende maaimessen kunnen lichamelijk letsel veroorzaken.
1.Ontspan de Operator Presence Control.
2.Kantel de grasmaaier lichtjes terwijl de motor tot stilstand komt. Dit voorkomt dat er een ring in uw gazon wordt gemaaid.
3.Wanneer de motor gestopt is, de gazonmaaier op de grond laten zakken.
4.Plaats de hendel in de parkeerstand (C2).
5.Draai het brandstofkraantje (K) dicht.
NEDERLANDS - 1