Het luchtfilter reinigen
Q1 - Luchtpijp, Q2 - Luchtfilter, Q3 - Filter,
Q4 - Vergrendelingslipjes, Q5 - Deksel van luchtfilter De motor nooit zonder filter of met een vuil filter laten draaien. Dit zal de efficiëntie van de motor aanzienlijk verminderen en leidt tot beschadiging van de motor. Uw grasmaaier is voorzien van een luchtfilter dat als volgt moet worden onderhouden:
•Het filter voor elk gebruik controleren.
•Elke 25 uur reinigen, of vaker indien de machine onder stoffige omstandigheden wordt gebruikt.
•Het filter elke 200 uur vervangen.
1.Druk op de vergrendelingslipjes boven op het deksel van het luchtfilter en verwijder het deksel.
2.Controleer of het filter schoon is en in goede staat verkeert.
Als het filter vuil is:
Tik het luchtfilter enkele malen tegen een hard oppervlak om vuil te verwijderen, of blaas via het schone vlak, dat naar de motor is gericht, perslucht door het luchtfilter. Probeer nooit om vuil af te borstelen, daar dit het vuil in de vezels forceert.
3.Veeg het vuil met een vochtige doek van het luchtfilter en het deksel. Let erop dat er geen vuil in de luchtpijp naar de carburateur komt.
4.Zet het filter en het deksel van het luchtfilter weer op hun plaats.
Onderhoud van de gazonmaaier
Wanneer uw gazonmaaier langere tijd niet gebruikt gaat worden, adviseren wij na gebruik de volgende werkwijze te volgen:
1.Leg de motor stil.
2.Draai het brandstofkraantje (K) goed dicht.
3.Start de motor opnieuw.
4.Wanneer de brandstof bijna op is en de motor hapert, dient u de grasmaaier een stukje te kantelen.
5.Nadat de motor stilstaat ontspan de Operator Presence Contro.
6.Maak de bougiekabel los.
7.Verwijder de benzine uit de benzinetank.
Schoonmaken - DRAAG HANDSCHOENEN
• Houd de gazonmaaier schoon - afgeknipt gras dat terecht komt in een luchtinlaat of in de motor is brandgevaarlijk.
• Gebruik voor het reinigen van de gazonmaaier geen chemicaliën, of oplosmiddelen - sommige hiervan kunnen belangrijke kunststof onderdelen vernietigen.
1.Verwijder gras onder de maaikast met een borstel.
2.Met behulp van een zachte borstel verwijdert u gras in en rond het motorgedeelte en uit alle luchinlaten.
3.Verwijder de waaier - zie 'Verwijderen en monteren van het maaimes en de waaier' - en maak deze schoon met een zachte borstel.
4.Veeg de maaikast van uw gazonmaaier af met een
droge doek.
De grasmaaier vervoeren
• Draai het brandstofkraantje dicht en vervoer de grasmaaier met de motor in de horizontale stand.
• De grasmaaier nooit met draaiende motor vervoeren.
Uw gazonmaaier opbergen
Draai het brandstofkraantje dicht en sla de machine op in een koele, droge, vochtbestendige en veilige ruimte, met de motor in de horizontale stand.
Aan het eind van het maaiseizoen
1.Leg de motor stil.
2.Draai de het brandstofkraantje (K) goed dicht.
3.Start de motor opnieuw.
4.Wanneer de brandstof bijna op is en de motor hapert, dient u de grasmaaier een stukje te kantelen.
5.Nadat de motor stilstaat ontspan de Operator Presence Control.
6.Maak de bougiekabel los.
7.Verwijder de benzine uit de benzinetank.
8.Verwijder de bougiekabel en de bougie. Giet een theelepel (5 ml) olie door de bougie- opening. Trek twee- of driemaal aan de starthendel. Dit verdeelt de olie naar de interne delen van de motor. Controleer en reinig de
bougie. Indien deze moet worden vervangen raadpleeg dan uw plaatselijke dealer. De bougiekabel mag niet meer worden aangesloten.
9.Reinig het luchtfilter. Zie: 'Schoonmaken van het luchtfilter'.
10.Vervang het maaimes indien het is gebarsten of
anderszins beschadigd dan wel verbogen. Vervang zo nodig de bladbout. Zie: 'verwijderen en monteren van maaimes en waaier' voor volledige instructies.
11.Gebruik alleen originele Flymo onderdelen en accessoires die voor dit produkt zijn gespecificeerd.
12.Maak uw gazonmaaier grondig schoon. Zie: 'Schoonmaken van de gazonmaaier'.
13.Uw plaatselijke dealer voert elke gewenste service of reparatie uit.
14.Bewaar uw gazonmaaier op een koele, droge, vochtbestendige en veilige plaats.
Tips voor foutenopsporing
Motor wil niet starten
1.Zorg dat de Operator Presence Control stevig tegen de bovenduwboom wordt aangetrokken.
2.Controleer dat er voldoende brandstof in de tank zit en dat het brandstofkraantje open staat.
3.Controleer dat de regelhendel van de choke in de juiste stand staat: de stand ‘Draaien’ (N) als de motor heet is, de stand ‘Choke’ (L) als de motor koud is.
4.Brandstofmengsel is verouderd of verkeerd gemengd - vervang dit dan voor een vers brandstofmengsel.
5.Controleer of de mesbout vast zit. Een losse bout kan een startprobleem veroorzaken.
6.Indien de motor nog steeds niet start, ontkoppel dan de bougiekabel en raadpleeg uw plaatselijke dealer.
Slechte zweving of gebrek aan vermogen
1. Ontkoppel de bougiekabel.
2.Reinig de onderkant van de maaikast, het luchtfilter, de waaier, het gedeelte rond de motor en de luchtinlaten.
3.Controleer dat de regelhendel van de choke in de stand ‘Draaien’ (N) staat.
4.Indien slecht zweven of gebrek aan vermogen blijft voortduren, ontkoppel dan de bougiekabel en raadpleeg uw plaatselijke dealer.
Overmatig trillen
1.Ontkoppel de bougiekabel.
2.Controleer of het maaimes op de juiste wijze is bevestigd. Zie: 'Verwijderen en monteren van het maaimes en de waaier'.
3.Als het maaies is beschadigd of versleten, vervang het dan door een nieuw maaies.
4.Indien de trilling blijft aanhouden, gebruik de gazonmaaier dan niet. Ontkoppel de bougiekabel en raadpleeg uw plaatselijke dealer.
NEDERLANDS - 3