HOOFDSTUK 4 BEDIENINGSPANEEL

Seriële interface

Wilt u de seriële interface gaan gebruiken, zorg er dan voor dat u de communicatieparameters op de printer en de computer hetzelfde instelt. U moet deze ook voor de automatische interfaceselectie instellen.

Melding op LCD-scherm

Parameters

Instellingen

BAUDRATE= 9600

BaudRate

150, 300, 600, 1200, 2400, 4800,

 

(transmissiesnelheid)

9600, 19200, 38400, 57600,

 

 

115200 baud

 

 

 

AANTAL BITS=8bits

Aantal bits

7 bits of 8 bits

PARITEIT =GEEN

Pariteit

None, even, of oneven

 

(controle op

 

 

gegevensfouten)

 

 

 

 

STOP BITS = 1BIT

Stop bits

1 of 2

 

(gegevensscheiding)

 

 

 

 

XON/XOFF=AAN

Xon/Xoff

AAN: DTR & Xon/Xoff-

 

(protocol voor

aansluiting

 

aansluitings-

UIT: alleen DTR-aansluiting

 

bevestiging)

 

 

 

 

DTR(ER) =AAN

Gegevensterminal

AAN: Maak DTR (ER) laag

(werkt alleen wanneer

gereed (ER)

als de buffer vol is.

 

UIT: Maak DTR (ER) niet laag

Xon/Xoff=AAN)

 

 

als de buffer vol is.

 

 

 

 

DTR(ER) wordt alleen laag

 

 

wanneer de printer off-line

 

 

staat.

ROBUUST XON =UIT

Robuust Xon

AAN: Zendt tijdens het wachten

(werkt wanneer

 

Xon.

 

 

UIT: Zendt Xon eenmaal, wanneer

XON/XOFF=AAN)

de printerstatus verandert van off-line naar on-line.

Universele seriële bus (USB) interface

Als uw computer een USB-interface heeft, kunt u de printer en de computer met deze USB-interface op elkaar aansluiten. Wanneer de USB-interface gebruikt wordt, selecteert u de interface als volgt op het LCD-scherm:

I/F=USB

4-21