MANUELE TRAINING
DIRECT BEGINNEN:
1.Manuele training is de uitgangsinstelling van de loopmat. U kunt de training direct beginnen door op de START-toets te drukken. De mat beweegt nu met een snelheid van 1,5 km/h.
BEGIN VIA DE GEBRUIKERSINSTELLINGEN:
2.Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de START- toets bevestigt u de instelling.
3.Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje naast de MANUAL-tekst brandt.
4.Druk de START-toets in. De mat beweegt nu met een snelheid van 1,5 km/h. U kunt deze snelheid verder regelen met de Haas/Schildpad-toetsen en met PSC.
5.Om de minuut verschijnen op het profieldisplay de snelheidsgegevens van de training. Na verloop van 20 minuten verdwijnt het displaybeeld van de monitor naar links en kunt u de snelheidsgegevens van de afgelopen
20minuten aflezen. Als u tijdens de training op SELECT drukt, komen op het monitor de cumulatieve snelheids-, hellings-, hartslag- en atletiekbaanprofiel te staan (T85).
6.Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt u de onderbroken training voortzetten door de START-toets te drukken. In de wachtmodus kunt u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma; het display toont de gegevens over de geleverde prestatie en gaat terug in de startmodus.
HARTSLAGAANGEPASTE TRAINING
Gecontroleerde hartslagtrainingen geven de mogelijkheid tot training op een gewenst hartslagniveau. Hartslagaangepaste profielen veronderstellen altijd het gebruik van de hartslaggordel. Als de hartslagmeting niet functioneert, verschijnt er in het tekstveld het foutteken CHECK TRANSMITTER. Dan moet u controleren of u de gegeven aanwijzingen voor het gebruik van de hartslaggordel hebt opgevolgd.
1.Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de ENTER- toets bevestigt u de instelling.
2.Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje naast de HRC-tekst brandt. Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
3.Selecteer met de pijltoetsen een van de volgende hartslagmodellen:
a)Snelheid besturing = De looptrainer houdt uw hartslag door middel van de snelheidsbesturing constant. Indien gewenst is de loophoek ook tijdens de training te veranderen.
b)Loophoek besturing = De besturing van de hartslag is door de hellinghoek van de band aan te passen. In
H A N D L E I D I N G • T 8 0 T 8 5
deze mode, wordt de snelheid aangepast door op het Haas of op de Schildpad-toets te drukken. Bij deze trainingsvorm regelt u zelf de snelheid van de loopmat via de PSC-functie of met behulp van de haas/ schildpad-toetsen.
c)Combinatie = De looptrainer houdt uw hartslag ook constant door de hellinghoek en de snelheid evenredig aan te passen.
4.Druk ENTER voor bevestiging van uw keuze.
5.Kies de gewenste hartslagniveau (80-180) met de pijltoetsen.
6.Druk op de START-toets om training met een constant hartslagniveau te beginnen. Tijdens de training kunt u het hartslagniveau met de pijltoetsen veranderen.
7.Om de minuut verschijnen op het profieldisplay de snelheidsgegevens van de training. Na verloop van 20 minuten verdwijnt het displaybeeld van de monitor naar links en kunt u de snelheidsgegevens van de afgelopen
20minuten aflezen. Als u tijdens de training op SELECT drukt, komen op het monitor de cumulatieve snelheids-, hellings-, hartslag- en atletiekbaanprofiel te staan (T85).
8.Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt u de onderbroken training voortzetten door de START-toets te drukken. In de wachtmodus kunt u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma; het display toont de gegevens over de geleverde prestatie en gaat terug in de startmodus.
CONDITIETEST
Met de loopmat zijn twee verschillende conditietests mogelijk. De lichte conditietest is een wandeltest van 2 km, die u snel wandelend moet afleggen. Voor personen met een goede conditie is de Cooper-hardlooptest geschikter, deze duurt 12 minuten.
1.Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje naast de TEST-tekst brandt. Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
2.Druk op de SELECT-knop, hiermee kunt u kiezen voor de wandeltest van 2 km of de Coopertest. Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.
2 KM LOOPTEST
Bij de wandeltest moet de hartslagmeter worden gebruikt: de conditie wordt beoordeeld aan de hand van de hartslag tijdens het lopen en de tijd die u voor het wandelen van 2 km nodig had. Aan de test gaat een opwarmfase van 3 min vooraf. Wij adviseren dan ook aan, om na de test rustig te blijven door lopen totdat uw hartslagniveau weer de normale waarde bereikt heeft. Op basis van de resultaten geeft de meter een schatting van uw maximale zuurstofopnamecapaciteit.
BEGIN VAN DE WANDELTEST:
1.In het tekstveld van de meter wordt de lengte van de deelnemer aan de test gevraagd (HEIGHT): stel deze in met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.