Werken met aangepaste geluidsmodi (Advanced SCM)

U kunt voor elke afspeelbron een aangepaste geluidsmodus selecteren en vastleggen. Dit is mogelijk dankzij de voorziening met de naam “Advanced SCM” (Sound Control Memory).

De geluidsmodi selecteren en opslaan

Als u een geluidsmodus hebt geselecteerd, wordt deze in het geheugen opgeslagen en wordt de modus elke keer weer opgeroepen wanneer u dezelfde geluidsbron selecteert. Voor elk van de volgende geluidsbronnen kan een geluidsmodus worden opgeslagen: FM1, FM2, FM3, AM, CD en voor externe geluidsbronnen.

Als u de geluidsmodus van uw keuze niet voor elke geluidsbron apart wilt instellen, maar wel elke geluidsbron dezelfde geluidsmodus wilt toekennen, verwijzen we u naar de instructies in de paragraaf “Advanced SCM annuleren” op bladzijde 53.

Link-indicator

1

2

2 1

Zorg dat de vermelding “MODE” in het onderste gedeelte van de display oplicht.

De cijfertoetsen doen nu dienst als functietoetsen.

Binnen

5 seconden

De geluidsmodus van uw keuze selecteren.

Elke keer wanneer u op de toets drukt, verandert de geluidsmodus en

wel als volgt:

BEAT

 

SOFT

 

POP

 

OFF

 

 

 

Als de “Link”-indicator op de display aan gaat (en voor “SCM LINK” de instelling “SCM LINK ON” is gekozen — zie bladzijde 53), kan de geselecteerde geluidsmodus voor de desbetreffende afspeelbron in het geheugen worden opgeslagen. Het effect is meteen op de afspeelbron van toepassing.

Als de “Link”-indicator op de display NIET is aan is (en “SCM LINK” is ingesteld op “SCM LINK OFF”), is de geselecteerde geluidsmodus op elke willekeurige afspeelbron van toepassing.

NEDERLANDS

Indicatie

Voor:

 

Vooraf ingestelde waarden

 

 

 

 

 

 

 

 

Bas

 

Treble

BBEII

OFF

(Vlak geluid)

00

 

00

BBE 2

 

 

 

 

 

 

BEAT

Rock- of discoritme

+02

 

00

BBE 2

 

 

 

 

 

 

SOFT

Rustige achtergrondmuziek

+01

 

–03

Uit

 

 

 

 

 

 

POP

Lichte muziek

+04

 

+01

Uit

 

 

 

 

 

 

27