NLNEDERLANDS
4.4.5 Gas- en chokehendel (12:D)
Hendel om de snelheid te regelen en om te choken bij een koude start.
Als de motor onregelmatig loopt, be- staat er een kans dat de hendel te ver naar voren staat zodat de choke geac- tiveerd wordt. Dit beschadigt de motor, verhoogt het brandstofgebruik en is schadelijk voor het milieu.
1.Choke - voor het starten van een koude motor. De choke staat in de bovenste stand in de groef.
Gebruik deze functie niet als de motor warm is.
2.Vol gas - bij gebruik van de machine al- tijd vol gas geven.
Om de gashendel op vol gas te zetten, zet u de hendel ongeveer 2 cm achter de chokestand.
3. Stationairloop.
4.4.6 Contactslot (12:E)
Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de machine zitten. Er is dan brandgevaar omdat brandstof in de motor kan lopen via de carburateur en de accu kan ontladen en worden beschadigd.
Contactslot dat gebruikt wordt om de motor te starten en uit te schakelen. Vier standen:
1.Stopstand - de motor is kortgesloten. De sleutel kan verwijderd worden.
2/3. Rijstand.
4.Startstand - de elektrische startmotor wordt geactiveerd op het moment dat de sleutel in de veerbelaste startstand wordt gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar rijstand 2/3 wanneer de motor gestart is.
4.4.7Krachtafnemer (13:G)
De krachtafnemer mag nooit ingeschakeld zijn wanneer het aan de voorzijde gemonteerde gereedschap in de transportstand staat. Dit beschadigt de riemtransmissie.
Hendel voor in- en uitschakelen van de krachtafnemer voor aandrijving van aan de voorzijde gemonteerde accessoires. Twee standen:
1.Voorste stand - krachtafnemer uitgeschakeld.
2.Achterste stand - krachtafnemer inge- schakeld.
4.4.8 Ontkoppelingshefboom
Hendel om de traploze transmissie uit te schake- len.
HST is voorzien van een hendel die op de achteras is aangesloten. Zie (16:N).
4WD is voorzien van twee hendels die op de achte- ras (17:O) en vooras (17:P) zijn aangesloten.
De ontkoppelingshendel mag nooit tus- sen de binnenste en buitenste stand staan. Dit leidt tot oververhitting en be- schadiging van de transmissie.
Hiermee kunt u de machine handmatig verplaatsen zonder de motor te gebruiken. Twee standen:
1.Hendel ingedrukt - transmis- sie ingeschakeld voor normaal gebruik.
2.Hendel in de buitenste stand – transmissie uitgeschakeld. De machine kan handmatig worden verplaatst.
De machine mag niet over lange afstanden of met hoge snelheid worden gesleept. Hierdoor kan de versnellingsbak worden beschadigd.
De machine mag niet worden bediend als de voorste hendel in de buitenste stand staat, anders wordt de machine beschadigd en bestaat de kans op le- kkage in de vooras.
4.4.9 Zitting (14:I)
De zitting kan worden opgeklapt en naar voor of achter worden verschoven. De zit- ting wordt met de greep (14:K) vergren- deld in de opgeklapte positie en naar voor
of achter verschoven met de knoppen (14:J).
De zitting is voorzien van een beveiligingsschake- laar die is aangesloten op het beveiligingssysteem van de machine. Dit houdt in dat bepaalde gevaar- lijke functies niet werken als er niemand op de zit- ting zit.
4.4.10 Motorkap (15:L)
De machine heeft een motorkap die geo- pend kan worden, zodat de benzinekraan, accu en motor makkelijk bereikbaar zijn. De motorkap is vergrendeld met een rub- beren band.
De motorkap gaat als volgt open:
1.Maak aan de voorzijde van de kap de rubberen band (15:M) los.
2.Til de motorkap omhoog.
Bevestig alles weer in omgekeerde volgorde.
De machine alleen gebruiken met geslo- ten kap, anders bestaat er een kans op brandwonden en kunt u bekneld raken.
40