NEDERLANDSNL
Om het gevaar op brand te verkleinen regelmatig controleren of er sprake is van olie- en/of brandstoflekkage.
Reinig de machine na gebruik. Voor het reinigen gelden de volgende richtlijnen.
•Als u de machine met een hogedrukreiniger reinigt, richt de straal dan niet rechtstreeks op de asborging, elektrische onderdelen of hy- draulische kleppen.
•Sproei nooit rechtstreeks water op de motor.
•Reinig de motor met een borstel en/of perslucht.
•Reinig de luchtinlaat van de motor (20:T).
7ONDERHOUD
7.1Onderhoudsprogramma
Om de machine voortdurend in goede staat te houden en zo de betrouwbaarheid te bevorderen, ook in verband met het milieu, moet het onder- houdsprogramma van GGP worden gevolgd. Onderhoud dat door een erkende servicewerkp- laats wordt uitgevoerd geeft u de garantie dat uw machine professioneel wordt onderhouden met originele reserveonderdelen.
7.2Voorbereiding
Alle service en onderhoud moet worden uit- gevoerd op een stilstaande machine waarvan de motor is uitgeschakeld.
Zorg dat de machine niet kan wegrol- len. Gebruik daarom altijd de parkeer- rem.
Zet de motor af.
Voorkom dat de motor onbedoeld start door de bougiekabel(s) los te maken van de bougie(s) en de contactsleutel te ver- wijderen.
7.3Bandenspanning
Pas de bandenspanning op de volgende manier aan:
Voorzijde: 0,6 bar (9 psi).
Achter: 0,4 bar (6 psi).
7.4Motorolie vervangen
Vervang de motorolie de eerste keer na 5 werkuren, daarna na elke 50 werkuren of één keer per seizoen.
Ververs de olie vaker, om de 25 draaiuren of min- stens één keer per seizoen, als de motor extra hard of bij hoge omgevingstemperaturen moet werken. Gebruik olie volgens de onderstaande tabel.
Olie | SAE |
Serviceklasse | SJ of hoger |
Gebruik olie zonder toevoegingen.
Vul niet te veel olie bij. Dit kan tot oververhitting van de motor leiden.
Ververs de olie wanneer de motor warm is.
Direct na het stoppen van de machine kan de motorolie erg heet zijn. Laat de motor daarom een paar minuten afkoe- len voordat u de olie aftapt.
1.Zet de klem op de afvoerslang. Gebruik een slangenklem of iets vergelijkbaars. Zie afb. (21:V).
2.Verplaats de klem 3 tot 4 cm op de afvoerslang en trek de bougie los.
3.Vang de olie op in een vat.
LET OP! Knoei geen olie op de aandrijfrie- men.
4.Volg de lokale voorschriften voor het afvoeren van afgewerkte olie op.
5.Breng de olieaftapplug weer aan en verplaats de klem zodat deze zich boven de plug bevindt.
6.Verwijder de oliepeilstok en vul de machine met nieuwe olie.
Olievolume: 1,4 liter
7.Na het bijvullen van olie start u de motor en laat u deze 30 seconden stationair draaien.
8.Controleer of er een olielek is.
9.Zet de motor af. Wacht 30 seconden en contro- leer dan of het oliepeil overeenkomt met “Con- troleer het oliepeil 6.2.
7.5 Transmissie (4WD)
De olie in de hydraulische krachtoverbrenging moeten regelmatig worden gecontroleerd/aange- past of vervangen zoals aangegeven in onder- staande tabel.
| 1e keer | Vervol- | |
|
| gens met | |
Actie |
| tussenpo- | |
|
| zen van | |
| Werkuren | ||
Niveau controleren - aanpas- | - | 50 | |
sen. | |||
|
| ||
Olie verversen. | 50 | 200 |
Type olie: Synthetische olie
Hoeveelheid olie bij verversen: ongeveer 3,5 liter.
7.5.1 Controleren - aanpassen
Zie ““Oliepiel van de versnellingsbak controleren 6.3”.
7.5.2 Aftappen
1.Laat de machine gedurende
2.Plaats de machine volledig horizontaal.
43