![De motor starten (afb. 4+5)](/images/new-backgrounds/87200/8720079x1.webp)
De motor starten (afb. 4+5)
1. Open de benzinekraan (ON).
•Voor u de motorsproeier start, naar een andere plaats gaan, minstens 3 m van de plaats waar u heeft getankt.
2.Druk op de carburateurstippel (A) tot het vlotterhuis vol zit met brandstof (enkel bij koude motor).
3.Zet de gashendel half open (pos. START)
4.Sluit de starterklep (B) enkel bij koude motor.
5.Start de motor met de terugspoelstarter. Trek de starter niet plots door, maar ga eerst naar de aanslag, m.a.w. laat de starterpal eerst grijpen. Ook als de motor reeds aangeslagen is, de startergreep langzaam terugbrengen naar het starterhuis.
6.Als de motor “probeert” aan te slaan/starten, de starterklep openen en eventueel de startprocedure herhalen.
De motor uitschakelen (afb. 4+5)
Breng de gashendel voorbij de
Draagriemen instellen
Neem de motorsproeier op de rug en maak de dragerhaken op het buisframe aan beide zijden vast.
De schouderriemen kunnen met behulp van klemschuivers worden ingesteld op de vereiste lengte.
Opmerking: De draagriemen moeten zo worden ingesteld, dat de rugplaat stevig en degelijk tegen de rug van de gebruiker ligt.
Werkinstructies
•Voor het begin van het werk en voor elke startprocedure de motorsproeier controleren op perfecte werking en voorgeschreven toestand (gasbediening, kortsluitschakelaar, bescherminrichting, draagriem en brandstoflekken onderzoeken).
•Voor het starten en tijdens het werk moet de gebruiker een stabiele positie en een veilige lichaamshouding aannemen.
40
Sproeiwerk (afb. 6)
Uitschakelkraan openen:
Zet de hendel omhoog in de stand “1”.
Uitschakelkraan sluiten: Zet de hendel horizontaal in de stand "O". Tijdens het sluiten de hendel tegen de voorspanning van de drukveer langzaam terugbrengen naar de stand “O”. Niet laten terugspringen!
Opmerking: Voor een doelgerichte behandeling van bijv. individuele planten of kleine perken, kan de sproeivloeistoftoevoer kortstondig worden geopend door de hendel in stand 2 te duwen (plaatselijk sproeien/spot spraying).
De regeling van het debiet gebeurt met de daartoe bestemde doseerhuls.
Richtwaardentabel (afb. 7)
|
|
|
|
|
|
| B | C |
|
|
|
|
|
|
| ||
|
|
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Stand 1 | 0,32 L/min | 0,17 L/min | 0,33 L/min | |||||
|
|
|
|
|
|
|
| |
Stand 2 | 0,63 L/min | 0,31 L/min | 0,54 L/min | |||||
Stand | 3 |
| 1,03 L/min | 0,54 L/min | 1,04 L/min | |||
Stand | 4 |
| 1,46 L/min | 0,65 L/min | 1,42 L/min | |||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
*) De doseerhoeveelheden bij gebruik van een vloeistofpomp (accessoire) gelden voor elke positie van de sproeibuis.
Om perken en bomen te besproeien, is het aan te bevelen altijd de brede sproeikop (afb. 8 a) op de standaardkop (afb. 8 b) te steken. Daardoor is het bereik groter en zijn de druppeltjes gelijkmatiger. De brede sproeikop wordt op de standaardkop geschoven tot de verdikking vergrendelt.
Om rijculturen te behandelen (bijv. wijn, tomaten, boomkwekerijen), moet het afbuigrooster (afb. 8 d) worden gebruikt, zodat het product goed aan de onderzijde van het blad kan komen.
Het afbuigrooster kan worden vervangen door een dubbel rooster (Afb. 8 e). Het dubbele