#
C CE
| 4 | 9 | 5 | 9 |
|
|
|
|
|
5/4 |
| 0.44 |
| 0.56 |
|
| 0.44 |
| 0.55 |
|
|
|
|
|
Opmerking: Het decimaalteken ‘drijft’ bij opeenvolgende
berekeningen waarbij of gebruikt wordt.
Als de
PAPIERTOEVOERTOETS
NIET-TOEVOEGEN / SUBTOTAAL TOETS:
Niet toevoegen – Wanneer meteen nadat een getal is ingevoerd op deze toets wordt
| gedrukt, en de calculator staat in de afdrukstand, zal het getal aan |
| de linkerzijde afgedrukt worden samen met het “#” symbool. |
| Gebruik deze toets om getallen af te drukken die niet in de |
| berekeningen moeten worden opgenomen (zoals een code of |
| datum). |
Subtotaal – | Gebruik deze toets om de subtotalen van optellingen en/of |
| aftrekkingen te berekenen. Als na het indrukken van + of – op |
| deze toets wordt gedrukt, zal het subtotaal samen met het symbool |
| “ ” worden afgedrukt en kan de berekening worden vervolgd. |
WISSEN / INVOER WISSEN TOETS:
Wissen – De toets werkt eveneens als wistoets voor het rekenregister en herstelt een eventuele
Invoer wissen – Wanneer op de toets wordt gedrukt nadat een getal is ingevoerd, maar voordat de rekenfunctietoets is ingedrukt, wordt het getal gewist.
TOTAAL TOETS:
Wanneer op de toets wordt gedrukt nadat er op + of op – is gedrukt, wordt het totaal van de optelling of aftrekking afgedrukt samen met het symbool “∗”.
GELIJKTEKEN TOETS :
Geeft de uitkomst voor vermenigvuldigingen of delingen en voert herhalingsberekeningen uit met een constante.
45