9.SCHADEONDERHOUD - Haal de stekker uit het stopcontact en breng het naar gekwalificeerd onderhoudspersoneel in de volgende gevallen:
a.Als het stroomsnoer beschadigd is;
b.Als er vloeistof gemorst is of er voorwerpen in het apparaat gevallen zijn;
c.Als het apparaat blootgesteld is aan regen of water;
d.Als het apparaat niet functioneert bij normaal gebruik volgens de handleiding; Pas alleen die zaken aan die behandeld worden in de handleiding omdat een onjuiste aanpassing van die zaken normaal functioneren kan verhinderen;
e.Als het apparaat gevallen of op een andere manier beschadigd is;
f.Als het apparaat een duidelijke verandering in functioneren vertoont;
10.ONDERHOUD - Behalve dan wat er aangegeven staat in de handleiding, dient de gebruiker niet zelf te proberen het apparaat te repareren. Alle reparaties dienen uitgevoerd te worden door onderhoudspersoneel.
11.HET SCHOONMAKEN - Haal de stekker uit het stopcontact vóór het schoonmaken. Gebruik geen vloeibare schoonmaakmiddelen of aërosolmiddelen. Gebruik een vochtige doek voor het schoonmaken. Volg de verzorging en onderhoud instructies in de handleiding.
12.BLIKSEM - voor extra bescherming voor dit product tijdens onweer, haalt u de stekker uit het stopcontact en ontkoppel de antenne of het kabelsysteem.
13.VEILIGHEIDSCONTROLE - Na het afronden van onderhoud of reparaties aan dit apparaat, vraag de onderhoudsmonteur om veiligheidscontroles uit te voeren.
14.OVERBELASTING - Overbelast stopcontacten, verlengsnoer of geïntegreerde stekkerdozen omdat dit kan resulteren in brand of een elektrische schok.
15.ELECTROSTATISCHE ONTLADING - Ontkoppel van het voedingsnet en verwijder de batterijen wanneer het toestel niet goed functioneert. Sluit het opnieuw aan na verloop van tijd.
MONTAGE IN HET DASHBOARD
Voorzorgsmaatregelen
•Sluit de electriciteitsdraden aan nadat alle andere bedrading aangesloten is.
•De
•Isoleer alle blootliggende draden/leidingen om kortsluiting te voorkomen.
•Maak alle losse draden/leidingen vast na de installatie.
Voorbereidingen
•Sluit alle bedrading aan voordat u het apparaat installeert, en controleer of de draden correct zijn aangesloten en het apparaat goed functioneert.
•Maak de aardleiding van de negatieve pool
•Installeer het apparaat zo dat het de chauffeur niet bij het rijden kan hinderen, en zodat het geen gevaar oplevert voor passagiers bij plotseling remmen.
•Raadpleeg de dichtsbijzijnde handelaar als er gaten geboord moeten worden, of andere aanpassingen aan het voertuig gemaakt moeten worden, om het apparaat te kunnen installeren.
Montageopening
Als er een passende montageopening in het dashboard beschikbaar is, zoals in FIGUUR A, kan het apparaat in het dashboard geïnstalleerd worden.
Voor deze installatie moet het dashboard 4,5 tot 6 mm dik zijn.
Bevestiging van de achterzijde
Bevestig het ene uiteinde van de montagestrip aan de achterzijde van het apparaat, en het andere uiteinde aan de beschermwand of aan een ander, stevig metalen onderdeel van het voertuig.
De negatieve
|
|
|
| FIGUUR A |
| |
|
|
|
| Montagestrip | Montageopening | |
|
|
|
| |||
|
|
|
|
| Opening voor schacht | |
|
|
|
|
| van bedieningsknop | |
Schacht van |
|
|
|
| Platte ring | |
|
| |||||
bedieningsknop | ||||||
Ring voor | Zeskantmoer | |||||
zeskantmoer | ||||||
|
Platte ring
Dashboard
BeschermplaatDraaiknop
84. |
| 85. |
|
|
|