Hoofdstuk 3 Geavanceerde configuratie
14
Dual-Band Wireless-N Gigabit-router
SSID Broadcast (SSID-broadcast) Als draadloze clients in het
lokale gebied zoeken naar draadloze netwerken waaraan ze zich
kunnen koppelen, detecteren deze de SSID-broadcast van de
router. Gebruik de standaardinstelling Enabled (Ingeschakeld)
als u de SSID van de router wilt broadcasten. Als u de SSID van
de router niet wilt broadcasten, dient u Disabled (Uitgeschakeld)
te selecteren.
Klik op Save Settings (Instellingen opslaan) om de wijzigingen
door te voeren of klik op Cancel Changes (Wijzigingen
annuleren) om de wijzigingen te annuleren.
Wi-Fi Protected Setup
Er zijn drie beschikbare methoden. Gebruik de juiste methode
voor het clientapparaat dat u aan het configureren bent.
Wireless (WLAN) > Basic Wireless Settings
(Standaardinstellingen WLAN), Wi-Fi Protected Setup
OPMERKING: Wi-Fi Protected Setup configureert één
clientapparaat tegelijk. Herhaal deze stappen voor elk
clientapparaat
dat
Wi-Fi
Protected
Setup
ondersteunt.

Methode nr. 1

Gebruik deze methode als uw clientapparaat over een knop
Wi-Fi Protected Setup beschikt.
Klik of druk op de knop 1. Wi-Fi Protected Setup op het
clientapparaat.
Klik op de knop 2. Wi-Fi Protected Setup op dit scherm.
Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op 3. OK.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.

Methode nr. 2

Gebruik deze methode als uw clientapparaat over een PIN-code
voor Wi-Fi Protected Setup beschikt.
Geef de PIN-code op in het veld1. op dit scherm.
Klik op 2. Register (Aanmelden).
Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op 3. OK.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.

Methode nr. 3

Gebruik deze methode als uw clientapparaat om de PIN-code
van de router vraagt.
Geef de PIN-code op die in dit scherm wordt weergegeven. 1.
(Deze code staat ook op het label op de onderkant van
uw router.)
Nadat het clientapparaat is geconfigureerd, klikt u op 2. OK.
Ga vervolgens terug naar het clientapparaat of de
documentatie voor verdere instructies.
Onderaan het scherm worden de Wi-Fi Protected Setup Status
(Status van Wi-Fi Protected Setup), Net work Name (SSID)
(Netwerknaam (SSID)), Security (Beveiliging), Encryption
(Versleuteling) en Passphrase (Wachtzin) weergegeven.
OPMERKING: als u clientapparaten hebt die Wi-Fi
Protected Setup niet ondersteunen, noteert u de
instellingen van het draadloze net werk en configureert
u de clientapparaten handmatig.
Wireless (WLAN) > Wireless Security (WLAN-beveiliging)
In het scherm Wireless Security (WLAN-beveiliging) kunt u de
configuratie voor de beveiliging van uw draadloze netwerk
instellen. De router ondersteunt zes modi voor beveiliging van
draadloze netwerken: WPA Personal, WPA Enterprise, WPA2
Personal, WPA2 Enterprise, RADIUS en WEP. ( WPA staat voor
Wi-Fi Protected Access, een beveiligingsstandaard die sterker
is dan WEP-versleuteling. WEP staat voor Wired Equivalent
Privacy en RADIUS voor Remote Authentication Dial-In
User Service.) Hieronder vindt u een beknopte beschrijving
van de zes modi. Gedetailleerde instructies voor het
configureren van WLAN-beveiliging voor de router vindt u in
“Hoofdstuk 2: WLAN-beveiliging”.

Wireless Security (WLAN-beveiliging)

Security Mode (Beveiligingsmodus)

Selecteer de juiste beveiligingsmethode voor uw draadloze
netwerk. Als u geen WLAN-beveiliging wilt gebruiken, houdt u
de standaardinstelling Disabled (Uitgeschakeld) aan.
WPA-Personal
OPMERKING: als u WPA gebruikt, houd er dan
rekening mee dat elk apparaat in uw draadloze
netwerk dezelfde WPA-methode en gedeelde sleutel
moet gebruiken, anders functioneert het netwerk
niet naar behoren.