6. Correction d’exposition

L’automatisme d’exposition est calibré pour une réflec- tance de 25% (réflectance moyenne des sujets pris au flash).

Un fond sombre qui absorbe beaucoup de lumière et un fond clair très réfléchissant peuvent se traduire respective- ment par une sous-exposition ou une surexposition.

6.1 Correction d’exposition en mode automatique

On rattrapera l’erreur d’exposition mentionnée ci-dessus en ouvrant ou en fermant le diaphragme sur l’objectif. Pour un fond très clair, le senseur interrompt l’éclair trop tôt et le sujet est sous-exposé. Dans le cas contraire (fond sombre), l’éclair est coupé trop tard, ce qui entraîne une surexposition du sujet.

fond clair:

ouvrir le diaphragme de 2 à 1 division (p.ex. de 5,6 à 4)

fond sombre:

fermer le diaphragme de 2 à 1 division (p.ex. de 8 à 11)

7. L’allumage du témoin

L’allumage du témoin signale en mode automatique non TTL que le film a été correctement exposé.

Déclencher un éclair de test au moyen du bouton d’essay

. Si le témoin de bonne exposition ne s’allume pas, il faudra sélectionner une plus grande ouverture du dia- phragme ou rapprocher le flash de la surface réfléchissan- te ou du sujet et effectuer un nouvel essai.

La valeur d’ouverture ainsi déterminée sera ensuite repor- tée sur le boîtier.

Orientez le boîtier et le flash comme plus tard lors de la prise de vue.

En mode multiflash sans cordon Metz Remote, le témoin de bonne exposition du flash esclave n’a pas de fonction. Seule l’indication du témoin sur le flash maître (contrôleur) est vala- ble.

6. Corrigeren van de flitsbelichting

De belichtingsautomatieken zijn berekend op een reflectie van 25% van het op een onderwerp vallende hoeveelheid licht (gemiddelde reflectiegraad van te flitsen onder- werpen). Een donkere achtergrond die veel licht absor- beert en een lichte achtergrond die sterk reflecteert (bijv. bij tegenlichtopnamen), kunnen tot over- resp. onderbe- lichting voeren van het onderwerp zelf.

6.1 Belichtingscorrectie bij automatisch flitsen

Om bovengenoemd effect te compenseren, kan de belichting door verder openen of verder sluiten van het diafragma van de camera worden gecorrigeerd. Bij een overwegend lichte achtergrond onderbreekt de fotosensor van de flitser de uitstraling van het licht te vroeg en het eigenlijk te fotograferen onderwerp wordt te donker weer- gegeven. Bij een donkere achtergrond wordt die uitstraling van licht te laat onderbroken en wordt het onderwerp te

licht weergegeven.

Lichte achtergrond:

cameradiafragma 1/2 tot 1 stop verder openen (bijv. van 5,6 naar 4);

donkere achtergrond: cameradiafragma 1/2 tot 1 stop verder sluiten (bijv. van 8 naar 11).

7. Aanduiding van de flitscontrole

De flitscontrole licht alleen op als bij automatisch flitsen de opname correct werd (of wordt) belicht.

Een proefflits wordt met de ontspanknop voor handbedie- ning ontstoken. Blijft de flitscontrole na de proefflits donker, dan moet u een lager diafragmagetal instellen of de afstand tot het te fotograferen onderwerp of tot het reflecterende vlak verkleinen en de proefflits herhalen.

Een langs deze weg bepaalde diafragmawaarde moet ook op de camera worden ingesteld.

Richt camera en flitser bij de proefflits en de eigenlijke opname op dezelfde wijze.

Bij de draadloze Metz-Remote-functie verschi- jnt er op de slave-flitser geen aanduiding van belichtingscontrole. Voor de belichtingscontro- le is alleen de aanduiding op de controllerflit- ser van betekenis.

21

Page 21
Image 21
Metz 34 CS-2 operating instructions Correction d’exposition, ’allumage du témoin, Corrigeren van de flitsbelichting