Sluitertijd en diafragma
In de onderstaande tabel leest u welke waarden voor sluitertijd en diafragma kunnen wor- den gekozen bij gebruik van een optionele flitser:
Belichtingsstand | Sluitertijd | Diafragma |
|
Geprogrammeerd automatisch | Automatisch door camera ingesteld* | Automatisch door | 86 |
Sluitertijdvoorkeuze | ½50 sec. - 30 sec.† | camera ingesteld | 88 |
Diafragmavoorkeuze Automatisch door camera ingesteld* | Waarde door ge- | 90 | |
|
|
| |
Handmatig | ½50 sec. - 30 sec.† | bruiker gekozen‡ | 92 |
*Sluitertijden worden automatisch van ½50 sec. – 1/60 sec. ingesteld, of van ½50 sec. - 30 sec. wanneer de flitssynchronisatiestand op langzame synchronisatie, langzame synchronisatie achterste gordijn of
optionele
†Indien u een optionele
gebruiken.
‡Het flitsbereik is afhankelijk van het diafragma. Raadpleeg de tabel met flitsbereiken gele- verd bij de optionele flitser voor het instellen van het diafragma wanneer de belichting op diafragmavoorkeuze of handmatig staat.
ISO Auto
Indien u een flitser gebruikt terwijl Persoonlijke Instelling b1 (ISO auto) aan staat, dan wordt de gevoeligheid
e1 — Flash Sync Speed (194)
Met deze optie kunt u automatische FP
door de eerstvolgende sluitertijd na de laagst mogelijke sluitertijd (30 sec. of) te selecteren. Er verschijnt een X in de
e2—Flash Shutter Speed (194)
Met deze optie kunt u de traagst mogelijke sluitertijd beperken bij gebruik van een optionele flitser in de belichtingsstanden geprogrammeerd automatisch en diafragmavoorkeuze.