Belichtingsstand
De belichtingsstand bepaalt hoe de camera de sluitertijd en het diafragma instelt bij het regelen van de belichting. Er zijn vier standen: geprogrammeerd automatisch (P), sluitertijdvoorkeuze (S), diafragmavoorkeuze (A) en handmatig (M).
CPU-objectieven (alle belichtingsstanden)
Als u een
Controle scherptediepte
Om een idee te krijgen hoe uw foto er bij de huidige dia-
de scherptediepte ingedrukt te houden. Het objectief wordt ingesteld op de waarde die de camera heeft geselecteerd
in de geprogrammeerd automatische of sluitertijdvoorkeuze
stand, of de waarde die u heeft geselecteerd in de diafragmavoorkeuze of handmatige stand, zodat u de scherptediepte in de zoeker kunt controleren (indien de optionele
b1—ISO Auto ( 182)
Wanneer u ON heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling b1 (ISO auto), dan varieert de camera de gevoeligheid automatisch tussen
Wanneer de gevoeligheid op
e4—Modeling Flash ( 195)
Wanneer u Off heeft geselecteerd bij Persoonlijke Instelling e4 (Modeling Flash), ontsteekt de optionele
Foto’s maken—Belichting
85