
2
Instructies—Eenvoudig fotograferen
2 | .2 | Kies enkelvelds AF ( | 76) |
| Draai de selectieknop voor de | ||
|
| tot hij op zijn plaats klikt bij | (enkelvelds AF). |
In deze stand kunt u uit elf scherpstelvelden kiezen. Wanneer u de ontspanknop half indrukt, wordt de scherpstelling vergrendeld op de af- stand tot het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld.
2.3 Kies enkelvoudige autofocus ( 72) Draai de selectieknop voor de scherpstelstand rond tot hij bij S (enkelvoudige autofocus) op zijn plaats klikt. Bij deze instelling stelt de ca- mera automatisch scherp op het onderwerp in het geselecteerde scherpstelveld wanneer u de ontspanknop half indrukt. U kunt alleen foto’s maken als de camera scherpgesteld staat.
2 | .4 | Stel de lichtmeetmethode in op matrix ( 84) |
| Druk de vergrendeling van de lichtmeetselectie- |
knop in en zet de selectieknop op | (matrixme- |
ting). Bij matrixmeting wordt de belichting inge- steld aan de hand van informatie uit alle delen van het beeld, voor optimale weergave van het totale beeld. Wanneer er een type G of D objec- tief op de camera is bevestigd, wordt 3D matrix- meting gebruikt voor een belichtingsregeling die rekening houdt met de maximale helderheid, het contrast en de afstand tot het onderwerp.
Wanneer matrixmeting geselecteerd is, toont de lichtmeetindicator in de zoeker .
30