H A N D L E I D I N G • C 6 5
T-TRAINER
Met het
1.Kies
2.Het programma gaat automatisch over in een cooldownfase van een minuut. Na afloop van de cooldownfase gaat het programma automatisch over naar het volgende trainingsmodel.
3.Door op de keuzewiel te drukken gaat het programma steeds naar de volgende stap, dus of naar een trainingsmodel of naar de cooldownfase.
4.Beëindig de
T-RIDE
1.Kies
2.Kies het terrein en bevestig uw keuze.
3.Stel het beginpunt voor de sessie in met het keuzewiel.
4.Stel het eindpunt voor de sessie in met het keuzewiel.
5.Begin uw sessie door de pedalen te bewegen. U kunt schakelen (versnelling 1 t/m 4) met
het keuzewiel. Tijdens de training kunt u het hoogteprofiel of de hartslag weergeven met behulp van het keuzewiel. Om de hartslag te kunnen weergeven, moet deze worden gemeten.
6.Nadat u de route hebt afgelegd, geeft de meter een pieptoon weer en is de trainingssessie voltooid.
7.Om de trainingsessie te beëindigen drukt u op de knop BACK/STOP. U kunt de sessie vervolgens afsluiten door de optie EXIT te kiezen, de sessie opslaan in het geheugen door SAVE AND EXIT te kiezen of doorgaan met uw trainingssessie door CONTINUE te kiezen.
EIGEN TRAINING
U kunt tot 100 trainingsprogramma’s maken en opslaan op de meter.
EEN PROGRAMMA OPSLAAN
1.Beëindig uw trainingsessie door op BACK/STOP te drukken.
2.Kies SAVE AND EXIT en bevestig uw keuze.
3.Voer een naam in voor de trainingssessie en bevestig deze naam met het keuzewiel.
BELANGRIJK! U kunt alleen programma’s opslaan die langer dan tien minuten duren.
BELANGRIJK! Om een trainsessie op te slaan dient u een gebruikersnaam te kiezen.
OPGESLAGEN PROGRAMMA’S GEBRUIKEN
1.Kies EIGEN TRAINING.
2.Kies een trainingsessie in de lijst.
3.Kies de gewenste methode voor de uitvoering:
A)Herstart = herhaal de training zoals deze is opgeslagen
B)Aanpassen = bewerk de duur van de opgeslagen training voordat deze in gebruik wordt genomen
C)Race = houd een wedstrijd tegen de opgeslagen trainingsprestatie. BELANGRIJK! Bij de wedstrijdfunctie kunt u alleen programmaprofielen gebruiken die zijn gemaakt in de manual functie. In dergelijke profielen wordt de weerstand weergegeven in standaard krukasmoment (Nm).
4.Bevestig uw keuze door het keuzewiel in te drukken.
A)Herstart = begin de training door te gaan fietsen. Stel het inspanningsniveau voor de trainingssessie in met het keuzewiel.
B)Aanpassen = kies de duur van de training met de keuzewiel (SET TIME tussen 10 en 180 min.). Begin de training door te gaan fietsen. Stel het inspanningsniveau voor de trainingssessie in met het keuzewiel.
C)Race = kies met het keuzewiel de racemodus (tijd: de afstand die u in een bepaalde tijd kunt afleggen; of afstand: hoe snel u een bepaalde afstand kunt afleggen) en bevestig uw keuze door het keuzewiel in te drukken. Op het display wordt een programma weergegeven dat eerder is opgeslagen. Beweeg de pedalen om met de race te beginnen. De stippellijn op het display geeft aan of u vóór of achter ligt op het schema van de het de meest recent opgeslagen trainingssessie met hetzelfde programma. Ook de afstand
ten opzichte van de vorige opgeslagen sessie wordt weergegeven. De vorige opgeslagen trainingssessie word aangeduid met een lichte verticale stippellijn en uw prestaties tijdens de huidige race worden aangeduid door een zwarte verticale stippellijn.
5.Om de trainingsessie te beëindigen drukt u op de knop BACK/STOP. U kunt de sessie vervolgens afsluiten door de optie EXIT te kiezen, de sessie opslaan in het geheugen door SAVE AND EXIT te kiezen of doorgaan met uw trainingssessie door CONTINUE te kiezen.
4 2