Bediening |
|
| nl | |
|
|
| ||
De zitmaaier gebruiken op hellingen |
| 8. | Wanneer u een grote oppervlakte maait, begint u met | |
WAARSCHUWING |
|
| naar rechts te draaien zodat het gemaaide gras weg van | |
|
| struiken, omheiningen, oprijlanen, enz. wordt afgevoerd. | ||
|
| Na een of twee rondjes maait u in de tegenovergestelde | ||
Rijdt geen hellingen op of af die te stijl zijn om |
|
| richting en draait u naar links tot u klaar bent. | |
recht achteruit op te rijden. Rijdt met de |
| 9. | Als het gras erg lang is, maait u het in twee keer om de | |
zitmaaier nooit overdwars over een helling. |
|
| motor minder te belasten. Maai een eerste keer met het | |
1. Voor u een helling op- of afrijdt zet u de |
|
| maaidek in de hoogste stand en laat het maaidek | |
|
| vervolgens zakken voor de tweede beurt. | ||
rijsnelheidspedaalhendel op de laagste snelheid. |
| 10. | Voor betere motorprestaties en een gelijkmatige afvoer | |
2. Stop niet op een helling en verander er ook niet van |
| |||
|
| van gemaaid gras laat u de motor altijd draaien met de | ||
snelheid. Als u moet stoppen drukt u snel het koppelings- |
| gasklephendel in de stand SNEL. | ||
/rempedaal naar voren en activeert u de parkeerrem. |
| 11. | Wanneer u een grasvanger gebruikt laat u de motor | |
3. Als u opnieuw wil starten vergewist u zich ervan dat de |
| |||
|
| draaien met de gasklephendel in de stand SNEL en kiest | ||
snelheidsregelaar op de laagste snelheid staat. |
|
| u met het rijsnelheidspedaal een lage rijsnelheid. | |
a. Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG. |
| 12. | Voor betere maaiprestaties en een kwalitatief | |
b. Duw traag de rijsnelheidspedaal in. |
|
| maairesultaat zet u het rijsnelheidspedaal in een van de | |
4. Als u op een helling moet stoppen of starten, moet u altijd |
| tragere standen. | ||
13. | Maak na elk gebruik de o der- en bovenkant van het | |||
voldoende plaats hebben om de zitmaaier te laten rollen | ||||
wanneer u de rem uitschakelt en de koppeling activeert. |
| maaidek schoon voor betere prestaties. Als het maaidek | ||
5. Wees erg voorzichtig als u op een helling van richting |
|
| schoon is helpt dat k bra den te voorkomen. | |
verandert. Wanneer u op een helling rijdt of op een |
| Tips voor het mulchen | ||
helling draait, zet u de gasklephendel in de stand TRAAG | ||||
om ongevallen te helpen voorkomen. |
| Als u een mul hhulpstuk gebruikt wordt het gras in erg kleine | ||
| forst kjes gesneden. Die kleine stukjes breken snel af. Omdat | |||
Tips voor het maaien en opvangen |
| de voedingsstoffen naar de bodem terugkeren heeft uw | ||
| gazon minder meststof nodig. Om het gras correct te | |||
van gras |
| mulchen volgt u de onderstaande stappen. | ||
1. Om een gazon er beter gemaaid uit te laten zien |
| 1. | Zet e gasklephendel in de stand SNEL. Laat de | |
controleert u of het maaidek waterpasNotstaat. Raadpleeg |
|
| zitmaaier met een lage snelheid rijden. Als de rijsnelheid | |
een erkende dealer. |
|
| te hoog is zal het maairesultaat niet gelijkmatig zijn. | |
2. Om het maaidek mooi horizontaal te lat n maai n zorgt u | 2. | Zorg ervoor dat het blad altijd scherp is. Een bot blad | ||
ervoor dat de banden de correcte |
| 3. | zorgt ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt. | |
bandenspanning hebben. |
| Vergewis u ervan dat het gras droog is. Nat gras is | ||
3. Controleer het maaiblad telkens wanneer u de zitmaaier |
| moeilijk te maaien. | ||
gebruikt. Als het blad gebogen of beschadigd is, vervangt | 4. | Stel de hoogte van het maaidek zo in dat alleen het | ||
u het meteen. Vergewis er u ook vanReproductiondat de moer van het | ||||
blad stevig vastzit. |
|
| bovenste derde van het gras wordt weggemaaid. Als het | |
|
| gras te lang is stelt u de hoogte van het maaidek in op de | ||
4. Houd het blad/de bladen scherp. Afgesleten bladen |
|
| hoogste stand. Vervolgens laat u het maaidek zakken | |
zorgen ervoor dat het uiteinde van het gras bruin wordt. |
|
| voor een tweede maaibeurt. Maai ook met slechts de | |
5. Maai geen gras dat nat is en vang ook geen nat gras op. |
| helft van de maaidekbreedte in plaats van de volledige | ||
| breedte te gebruiken. | |||
Nat gras kan niet naar behoren worden afgevoerd. Laat |
|
| ||
het gras drogen voor u het maait. |
| 5. | Maak de onderkant van het maaidek schoon. Gras en | |
6. Gebruik de linkerkant van het maaidek om het gras langs |
| ander afvalmateriaal kunnen er de oorzaak van zijn dat | ||
| de zitmaaier niet naar behoren werkt. | |||
een object te maaien. |
|
| ||
| 6. | Als het gras snel groeit, mulcht u vaker. | ||
7. Voer het gemaaide gras af op het gemaaide gebied. Het | ||||
resultaat is een gelijkmatigere afvoer van gemaaid gras. | 7. | Als het resultaat op een bepaalde plaats beter moet zijn, | ||
|
|
| mulcht u een tweede keer. |
22