![](/images/new-backgrounds/1231981/231981109x1.webp)
ONDERDELEN (Fig. 1-2-3-4-5)
Fig. 1 (Voorkant)
A.Hoofdsteun
B.Knoopsgaten waar de gordels doorheen gehaald worden
C.Schouderbanden
D.Gordels van het autostoeltje
E.Verstelknop van de gordels
F.Verstelband van de gordels
G.Gesp om de gordels dicht/open te maken
H.Hoes
I.Gewatteerd tussenbeenstuk
J.Basis van het autostoeltje
K.Zitting van het autostoeltje
L.Loskoppelhandgreep ISOFIX systeem
Fig. 2 (Achterkant)
M. Verstelknop van de hoofdsteun
N.Goedkeuringslabels
O.Bevestigingsplaat van de gordels
P1 ISOFIX systeem
P2 Top Tethher
Fig. 3 (Zijaanzicht)
Q. Regelhendel van de zitting
R.Vakje om de instructies in te bewaren
S.Instructies om over te gaan van de buikgor-
del van de auto op de driepuntsgordel S1. Instructies om over te gaan van de dia-
gonale gordel van de auto op de driepun- tsgordel
T.Blokkeerklem van het schuine gedeelte van de autogordel
U.Etiketten met
V.ISOFIX systeem
Fig. 4 (Detail ISOFIX systeem)
W.Connectors
X.Beschermdoppen
Y.Deblokkeerknoppen
Z.Bevestigingsmelders
Fig. 5 (Detail TOP TETHER)
AA.Veiligheidsgordel
BB.Regelaar
CC.Spanningsmelder
DD.Haak
BEPERKINGEN EN GEBRUIKSVEREISTEN BETREFFENDE HET ARTIKEL EN DE AUTO- ZITTING
LET OP! Neem de volgende beperkingen en gebruiksvereisten betreffende het artikel en de autozitting nauwgezet in acht: anders is de veiligheid niet verzekerd.
•Het kind moet tussen de 9 en de 18 kg we- gen.
•Als het autostoeltje met de autogordel op
de zitting wordt geïnstalleerd, dient deze laatste uitgerust te zijn met een vaste of oprolbare driepuntsgordel, die goedgekeurd is volgens het reglement UNI/ECE N°16 of andere gelijkwaardige standaarden (Fig. 6).
•Het autostoeltje moet met het ISOFIX sy- steem op de in de gebruiksaanwijzing van de auto aangeduide plaatsen worden geïn- stalleerd.
•Het autostoeltje kan voorin op de passa- gierszitting worden aangebracht, of op één van de achterzittingen en moet altijd in de rijrichting worden geplaatst. Gebruik dit autostoeltje nooit op zittingen die zijdelin- gs gekeerd of tegen de rijrichting in staan (Fig. 7).
LET OP! Volgens de statistieken over ongeluk- ken is de achterbank van het voertuig veiliger dan de voorzittingen: daarom wordt aangera- den het autostoeltje op de achterbank te in- stalleren. De veiligste plaats is het midden van de achterbank.
Als het autostoeltje op de voorzitting wordt geplaatst, wordt voor een grotere veiligheid aangeraden de zitting zover mogelijk naar achteren te zetten, voor zover de aanwezig- heid van andere passagiers op de achterbank dit toelaat, en de rugleuning zo verticaal mo- gelijk te zetten. Als de auto uitgerust is met een hoogteregelaar voor de gordel, bevestigt u deze op de laagste stand. Controleer vervol- gens dat de gordelregelaar ten opzichte van de rugleuning van de autozitting naar achteren staat (of er hooguit op één lijn mee staat).
Als de voorzitting is uitgerust met een frontale airbag wordt afgeraden het autostoeltje op deze zitting aan te brengen. Bij installatie op een zitting die beschermd is door een airbag dient u altijd de handleiding van de auto te raadplegen.
LET OP! Installeer het autostoeltje nooit met de autogordel, als de zitting alleen is uitgerust met een horizontale veiligheidsgordel met twee bevestigingspunten (Fig. 8).
HET AUTOSTOELTJE MET HET ISOFIX SY- STEEM IN DE AUTO INSTALLEREN
VOORBEREIDING OP DE INSTALLATIE
1.Trek de loskoppelhandgreep van het ISOFIX systeem naar buiten (fig. 9).
2.Terwijl u de handgreep aangetrokken hou- dt, trekt u het ISOFIX systeem VOLLEDIG uit de achterkant van de rugleuning (Fig. 10). Verzeker u ervan dat het systeem er tot de eindaanslag is uitgehaald.
3.Duw de twee rode knoppen (Y) van de ISO- FIX connectors naar binnen (Fig. 11a) en
55