Model van batterijpak | Capaciteit (mAh) | Aantal cellen | Oplaadtijd |
|
|
|
|
1202, 1202A, 1222 | 2 000 | 10 | ca. 45 min. |
|
|
|
|
1200, 1220 | 1 300 | 10 | ca. 30 min. |
|
|
|
|
1233 | 2 200 | 10 | ca. 50 min. |
|
|
|
|
1234 | 2 600 | 10 | ca. 60 min. |
|
|
|
|
1235 | 3 000 | 10 | ca. 70 min. |
|
|
|
|
LET OP:
•De acculader is uitsluitend bestemd voor het laden van Makita accus. Gebruik deze nooit voor andere doeleinden of voor het laden van accus van andere fabrikanten.
•Een nieuw accu of een accu dat gedurende lange tijd niet werd gebruikt, kan eventueel niet volledig worden geladen. Dit is normaal en duidt niet op een defekt. Nadat de accu een paar keer volledig is ontladen, kunt u het weer volledig laden.
•Wanneer u de accu van een zojuist gebruikt gereedschap laadt, of een accu die voor langere tijd aan direct zonlicht of hitte werd blootgesteld, gebeurt het wel eens dat het laadcontrolelampje in rood knippert. Wacht in zo’n geval een tijdje. Het laden zal beginnen nadat de accu is afgekoeld. De accu zal sneller afkoelen indien u deze van de accula- der verwijdert.
•Indien het laadcontrolelampje afwisselend in groen en rood knippert, wijst dit op een probleem en is laden niet mogelijk. De klemmen op de acculader of op de accu zijn vuil of de accu is versleten of beschadigd.
•Als u twee accu’s achtereen wilt laden, geef dan de snellader tussendoor 15 minuten rust.
Bijladen (Handhaven van de lading)
Wanneer u een volledig opgeladen accu in de lader laat zitten om spontaan ontladen te voorkomen, zal de lader over- schakelen naar de “Bijladen (Handhaven van de lading)” stand waardoor de accu vers en in volledig opgeladen toe- stand wordt gehouden.
Wenken om een maximale levensduur van de accu te handhaven
1.Laad de accu op alvorens deze volledig is ontladen.
Stop het gebruik van het gereedschap en laad de accu op telkens wanneer u vaststelt dat het vermogen van het gereedschap verminderd is.
2.Laad een volledig opgeladen accu nooit opnieuw op.
Wanneer u de accu te veel oplaadt, zal deze minder lang meegaan.
3.Laad de accu op bij een kamertemperatuur tussen 10°C en 40°C. Laat een warme accu afkoelen alvorens deze op te laden.
4.Laad de
Aanbrengen of verwijderen van de boor (Fig. 3, 4 en 5)
LET OP:
Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld en de accu ervan is verwijderd voordat u de boor installeert of verwijdert.
Reinig de boorschacht en smeer boorvet (meegeleverd) erop alvorens de boor te installeren.
Steek de boor in de machine. Draai de boor en duw deze naar binnen tot zij vergrendelt.
Indien de boor niet naar binnen kan worden geduwd, dient u deze eruit te nemen en het boorkopdeksel enkele keren omlaag te trekken. Steek dan de boor opnieuw erin. Draai de boor en duw deze naar binnen tot zij ver- grendelt.
Nadat de boor is geïnstalleerd, moet u altijd controleren of de boor goed vastzit door te proberen hem eruit te trekken.
Om de boor te verwijderen, trekt u het boorkopdeksel helemaal omlaag en dan trekt u de boor eruit.
Dieptemaat (Fig. 6)
De dieptemaat is handig voor het boren van gaten van gelijke diepte. Steek de dieptemaat in het gat in de hand- greepvoet. Stel de dieptemaat af op de gewenste diepte en zet deze dan vast door de klemschroef vast te draaien.
OPMERKING:
De dieptemaat kan niet worden gebruikt in de positie waarbij deze tegen het tandwielhuis aanstoot.
Werking van de trekschakelaar (Fig. 7)
LET OP:
Voordat u de accu in het gereedschap schuift, moet u altijd controleren of de trekschakelaar behoorlijk werkt en bij het loslaten naar de “OFF” positie terugkeert.
Om het gereedschap in te schakelen, de trekschakelaar gewoon indrukken. De machine gaat sneller draaien wanneer de druk op de trekschakelaar wordt vermeer- derd. Om de machine te stoppen, de trekschakelaar los- laten.
22