GEBRUIKSAANWIJZING
NEDERLANDS
Reiniging van de spuitmonden van de aanzuigmond
10.Als u werkt aan de zijkanten van de aanzuigmond (1, Afb. W), verwijder dan de schroeven (2) samen met de spuitmonden (3).
11.Verwijder de spuitmonden (3, Afb. W) uit de schroeven (2).
12.Reinig de spuitmonden (3, Afb. W) met een straal perslucht wanneer deze vuil zijn. Verwijder eventuele kalkaanslag.
13.Monteer de spuitmonden en de schroeven in de omgekeerde volgorde van verwijdering.
REINIGING VAN DE WATERFILTER VAN DE INSTALLATIE VOOR STOFBESTRIJDING
LET OP!
Draag geschikte bescherming voor het lichaam (ogen, haren, handen, enz.) bij het schoonmaken van de machine met een hogedrukspuit (lucht of water).
OPMERKING
Wanneer de fi lter wordt verwijderd, stroomt het water uit de tanks totdat het niveau van de fi lter wordt bereikt.
1.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
2.Als u onder de achteras (20, Afb. G) werkt, verwijder dan het deksel (1, Afb. M) van de waterfi lter samen met de fi lter (2).
3.Scheid de fi lter (2, Afb. M) van het deksel en reinig deze. Vervang eventueel de fi lter.
4.Installeer het deksel (1, Afb. M) met de fi lter (2).
CONTROLE VAN HET OLIEPEIL EN DE EFFICIËNTIE VAN DE AFZUIGFILTER VAN HET HYDRAULISCHE SYSTEEM
WAARSCHUWING!
Uit te voeren controle met de afvalcontainer (12, Afb. G) volledig naar binnen.
1.Schakel de parkeerrem (7, Afb. E) in.
2.Start de dieselmotor zoals in het betreffende deel wordt beschreven en breng deze op 1.500 toeren/min.
3.Open de klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) los te halen met de meegeleverde sleutel.
4.Controleer of de wijzer voor de effi ciëntiemeter (1, Afb. X) van het uitlaatfi lter (2) van het hydraulische systeem in het groene gebied (3) staat; vervang anders de fi lter (2) (zie voor de betreffende procedure de werkplaatshandleiding).
5.Controleer of in het bovenste deel (4, Afb. X) van de tank met olie voor het hydraulische systeem geen oliedruppels hangen.
6.Doe de motor uit door de contactsleutel (17, Afb. D) tot het einde tegen de klok in te draaien en de sleutel te verwijderen.
7.Controleer via de indicator (6, Afb. X) of het peil van de olie in de tank tussen de markeringen MIN en MAX staat.
8.Verwijder eventueel de dop (5, Afb. X) en vul olie bij. Zie voor de bruikbare soorten olie het hoofdstuk Technische eigenschappen.
OPMERKING
Vul bij met dezelfde olie als in de tank.
9.Draai de dop (5) vast.
10.Sluit de onderste klep rechts (16, Afb. G) door de stoppen (17) vast te maken met de meegeleverde sleutel.
RS 501
33015501(3)2008-02 A
25