PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 157
19
Andere functies
SCENE RECALL
Scene terugroepen / Terugroepen ongedaan maken
SCENE STORE/EDIT
Scene opslaan, opslaan ongedaan maken, titel
bewerken, sorteren
CUE/SOLO LOGIC
Cue/Solo-handelingen
DIMMER ON/OFF
Dimmereffect (inclusief talkback-dimmer)
PAGE CHANGE
Het weergavescherm wisselen
DCA FADER MODE
De modus van het gedeelte FADER MODE van het
bovenpaneel wisselen
ENCODER MODE
De modus van het gedeelte ENCODER MODE van het
bovenpaneel wisselen
PANEL/LCD BRIGHTNESS
BRIGHTNESS-instellingen in het scherm
PREFERENCE 2 (functie UTILITY)
INPUT METER POINT/OUTPUT METER POINT/
PEAK HOLD
Selectie van het meetpunt voor het ingangskanaal/
uitgangskanaal en peakhold aan/uit
DCA LEVEL/MUTE
Niveau DCA-groep 1–8, naam, toets [CUE] aan/uit en
toets [MUTE] aan/uit
MUTE MASTER
Mute-groep 1–8 aan/uit
Opmerking
Merk op dat koppelingen alleen zijn ingeschakeld als de
LINK-knoppen voor hetzelfde item zijn ingeschakeld voor
zowel de cascade-master als de cascade-slave.
Als u drie of meer PM5D-apparaten in een ringnetwerk in
cascadeverbinding hebt geplaatst, kunt u koppelen ook
uitschakelen voor de cascade-master maar inschakelen
tussen de cascade-slaves.
Tip
De parameterwaarden voor DCA en MUTE worden gekoppeld
zodra koppelen wordt ingeschakeld. CUE/SOLO wordt
geïnitialiseerd zodra koppelen wordt ingeschakeld. Andere
parameters worden alleen gekoppeld wanneer die parameter
eerst wordt gebruikt nadat koppelen wordt ingeschakeld.
3Gebruik in het gedeelte CASCADE I/O ASSIGN
VIEW de knoppen CASCADE IN en CASCADE
OUT ON/OFF om te bepalen of een bus
audiosignalen van en naar het in cascade
verbonden externe apparaat zendt of
ontvangt.
De knoppen CASCADE IN en CASCADE OUT ON/
OFF bepalen of signalen van elke bus worden gezonden
of ontvangen via het in cascade verbonden externe
apparaat. Deze instellingen worden onafhankelijk voor
elke bus bepaald: MIX-bussen 1–24, STEREO A-bus
L/R, STEREO B-bus L/R en CUE-bus L/R.
Bussen waarvan de knop CASCADE IN is
ingeschakeld, ontvangen signalen van het externe
apparaat. Bussen met een uitgeschakelde knop
CASCADE OUT sturen signalen naar het externe
apparaat.
De velden CASCADE IN SOURCE geven alle
bronbussen aan. Als het andere in cascade verbonden
apparaat een PM5D of DSP5D is, zijn deze
toewijzingen vast en niet bewerkbaar.
Opmerking
Bij een cascade-verbinding van twee PM5D-apparaten
wordt signaalzending en -ontvangst ingeschakeld als zowel
de knop CASCADE OUT van het zendapparaat als de knop
CASCADE IN van het ontvangstapparaat zijn ingeschakeld
voor dezelfde bus.
Als een ander apparaat dan de PM5D/DSP5D is
geselecteerd als het andere in cascade verbonden
apparaat, wijzigt de aangeduide zendbron in het veld
CASCADE IN SOURCE (
p. 227).
4Bepaal met de knop PARAM LINK ON/OFF in
het gedeelte CASCADE I/O ASSIGN VIEW of
kanaalparameters moeten worden gekoppeld
tussen machines.
U kunt dit voor elke twee aangrenzende oneven/even
kanalen instellen. Schakel dit in als u wilt dat elke
machine hetzelfde signaal uitvoert.
5Stel de knop CASCADE ENABLE/DISABLE in
op ENABLE.
De cascadeverbinding wordt ingeschakeld als de knop
CASCADE ENABLE/DISABLE op ENABLE is gezet op
zowel de cascade-master als de cascade-slave.
Gedeelte CASCADE IN SOURCE
Knoppen CASCADE IN ON/OFF
Knoppen PARAM LINK
Knoppen CASCADE OUT ON/OFF