10 Scenegeheugen
96 PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening
De functie Tracking Recall gebruiken
"Tracking Recall" is een functie die een opgegeven offsetwaarde aan elke fader- of niveauwaarde toevoegt als een scene wordt
opgeroepen. Instellingen voor Tracking Recall zijn van toepassing op alle scenes. Als het originele niveau van een bepaalde
geluidsbron bijvoorbeeld is gewijzigd of als een acteur is vervangen, kunt u met deze functie gemakkelijk het niveau van dat
bepaalde kanaal voor alle scenes aanpassen.
1Druk in het gedeelte DISPLAY ACCESS
meerdere keren op de toets [SCENE] om
toegang te krijgen tot het scherm TRACKING
RECALL dat hieronder is afgebeeld.
In dit scherm kunt u de kanalen selecteren waarop de
functie Tracking Recall van toepassing is en de
offsetwaarde voor elk kanaal opgeven.
2Klik linksboven in het scherm op de knop
TRACKING RECALL ENABLE/DISABLE om
ENABLE te selecteren.
Als de knop TRACKING RECALL ENABLE/DISABLE
is ingesteld op ENABLE, wordt de functie Tracking
Recall ingeschakeld voor alle scenes.
3Selecteer met de knoppen in het gedeelte
DISPLAY SELECT midden bovenaan het
scherm, het type kanalen waarvoor u
instellingen wilt bepalen.
Als de knop INPUT is ingeschakeld,
geeft het scherm de faders weer van de ingangskanalen
1–48, de ST IN-kanalen 1–4, de FX RTN-kanalen 1–4,
de DCA-groepen 1–8 en de STEREO A/B-kanalen.
Als de knop OUTPUT is ingeschakeld,
geeft het scherm de faders weer van de MIX-kanalen
1–24, de MATRIX-kanalen 1–8, de DCA-groepen 7/8
en de STEREO A/B-kanalen.
4Klik in de rij knoppen boven de faders in het
scherm om de knoppen van de kanalen in te
schakelen waarvoor u de functie Tracking
Recall wilt inschakelen.
Door op de knop SET ALL rechtsboven in het scherm
te klikken, schakelt u de knoppen van alle kanalen en
DCA-groepen in.
Door op de knop CLEAR ALL rechtsboven in het
scherm te klikken, schakelt u de knoppen van alle
kanalen en DCA-groepen uit.
5Sleep de fader naar boven of beneden voor
een kanaal waarvan u de knop hebt
ingeschakeld om de offsetwaarde voor elk
kanaal in te stellen.
Als u de instelling voor een kanaal in stap 4 inschakelt,
wordt de offsetwaarde ingesteld op 0. De offsetwaarde
kan worden aangepast van –15 dB tot +15 dB. De
huidige waarde wordt in het vakje juist onder de fader
weergegeven.
6Geef op dezelfde manier de offsetwaarde voor
de andere kanalen op.
7Als u klaar bent met het bepalen van de
instellingen, schakelt u de knop OFFSET LOCK
rechtsboven in het scherm in.
Als deze knop is ingeschakeld, worden de
offsetwaarden vastgelegd die momenteel zijn
opgegeven voor de kanalen. Hierdoor kunnen de
offsetwaarden niet per ongeluk worden gewijzigd.
Als u een nieuwe scene in deze status oproept, worden
de offsetwaarden toegevoegd aan het niveau van elk
kanaal als de scene wordt geladen. (De maximale en
minimale limieten worden echter niet overschreden.)
Opmerking
Kanalen die zijn uitgesloten van oproephandelingen door de
functies Recall Safe of Selective Recall wijzigen niet, zelfs als
de functie Tracking Recall is ingeschakeld.
TRACKING RECALLKnop TRACKING RECALL
ENABLE/DISABLE
Gedeelte DISPLAY SELECT Knop OFFSET LOCK
Offsetwaarde