PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 75
8
Handelingen met Input Patch / Output Patch
4Klik op de plaats in het raster waar de
gewenste patch-bron en patch-bestemming
elkaar kruisen.
De verticale en horizontale rode lijnen duiden aan waar
de cursor zich in het raster bevindt. In het gedeelte
SELECTED PATCH linksboven in het scherm ziet u de
ingangspoort en het ingangskanaal waar de cursor zich
in het raster bevindt.
Als u op een raster klikt, verschijnt er een venster dat u
vraagt om het wijzigen van de patch-instelling
te bevestigen.
5Klik op de knop OK in het venster.
De nieuwe patch wordt verwerkt en een symbool " "
verschijnt in het overeenkomstige raster.
Klik nogmaals op het symbool " " om de patch
te annuleren.
Tip
Als u de patch meteen wilt wijzigen zonder dat het
bevestigingsvenster wordt weergegeven, gaat u naar het
scherm PREFERENCE 1 van de functie UTILITY en
schakelt u PATCH CONFIRMATION uit (
p. 204).
Om de cursor snel in of buiten het raster te verplaatsen
houdt u de toets [SHIFT] ingedrukt en drukt u op de toetsen
CURSOR [
]/[
®
]/[
π
]/[
].
Opmerking
U kunt één enkele ingangspoort aan meerdere
ingangskanalen toewijzen, maar u kunt niet meerdere
ingangspoorten aan één enkel ingangskanaal toewijzen.
De instellingen voor output patch wijzigen
In het gedeelte output patch kunt u uitgangspoorten aan
uitgangskanalen toewijzen. In de standaardinstellingen van
de PM5D worden MIX-kanalen 1–24 toegewezen aan MIX
OUT-aansluitingen 1–24. Andere uitgangskanalen worden
steeds aan de volgende uitgangsaansluitingen gekoppeld.
U kunt echter de instellingen voor output patch bewerken
zodat de signalen van deze uitgangskanalen ook parallel
worden verzonden van andere uitgangspoorten. Hieronder
wordt beschreven hoe u dit doet.
1Druk in het gedeelte DISPLAY ACCESS
meerdere keren op de toets OUTPUT [PATCH]
om toegang te krijgen tot het scherm
OUTPUT PATCH.
In het scherm OUTPUT PATCH kunt u
uitgangskanalen aan uitgangspoorten toewijzen.
In de horizontale richting van het scherm ziet u de
uitgangspoorten (bv. patch-bestemmingen) en in de
verticale richting van het scherm de uitgangskanalen
(bv. patch-bronnen).
Volgens de standaardinstellingen van de PM5D
worden MIX-kanalen 1–24, MATRIX-kanalen 1–8 en
het STEREO A-kanaal toegewezen aan de
uitgangskanalen van sleuven 1–4 en de 2TR OUT
DIGITAL-aansluitingen en aan de
uitgangsaansluitingen die steeds zijn aangesloten.
U kunt deze toewijzing echter steeds wijzigen.
2Gebruik de horizontale schuifbalk om de
uitgangspoort met patch-bestemming weer
te geven.
In de horizontale richting van het scherm ziet u het
type uitgangspoort, het identificatienummer en het
poortnummer van de patch-bestemming alsook het
aantal uitgangskanalen dat wordt toegewezen.
U kunt de volgende uitgangspoorten selecteren:
Ingangspoort
Nummer
ingangskanaal
Naam
ingangskanaal
MIX-kanalen 124 MIX OUT-aansluitingen 1–24
STEREO A/B-kanalen STEREO OUT-aansluitingen A/B
MATRIX-kanalen 18MATRIX OUT-aansluitingen 1–8
Monitor output L/R/C MONITOR OUT-aansluitingen L/R/C
OUTPUT PATCH
MIX OUT MIX OUT-aansluitingen 1–24
SLOT OUT 14Uitgangskanalen (1–16) van een I/O-
kaart in sleuven 1–4
FX IN 18Ingangen (L/R) van interne effecten 1–8
2TR OUT D1/D2 2TR OUT DIGITAL-aansluitingen 1–2
(L/R)
Geeft het nummer van het uitgangskanaal aan.
Geeft het aantal uitgangspoorten aan dat
is toegewezen aan het uitgangskanaal.
Om een uitgangspoort aan een
uitgangskanaal toe te wijzen, klikt u op het
raster. Het symbool " " wordt
weergegeven.
Bovenaan ziet u het type uitgangspoort, het
identificatienummer, het poortnummer en het aantal
uitgangskanalen dat momenteel is toegewezen.