PM5D/PM5D-RH V2 / DSP5D Gebruikershandleiding Gedeelte Bediening 63
6
Bewerkingen met uitgangskanalen
Gedeelte MATRIX
In het gedeelte MATRIX kunt u de zendniveaus van de MIX-kanalen naar MATRIX-bussen aanpassen, alsook het
uitgangsniveau van de MATRIX-kanalen.
ALeds DCA-groepen
De led van de DCA-groep waaraan dit MATRIX-
kanaal is toegewezen, licht op.
BMATRIX [PAIR]-led
Deze led licht op als aangrenzende oneven/even
MATRIX-kanalen worden gekoppeld.
CToets MATRIX [ON]
Dit schakelt het MATRIX-kanaal in/uit.
DMATRIX-codeur
Dit past het uitgangsniveau van het MATRIX-kanaal
aan.
EToets MATRIX [CUE]
Dit wordt gebruikt om een MATRIX-kanaal via de
functie Cue Monitor/Solo te beluisteren.
FToets MATRIX [SEL]
Met deze toets selecteert u het MATRIX-kanaal waarop
handelingen in het gedeelte SELECTED CHANNEL of
in het scherm van toepassing zijn.

Signalen van het gedeelte MATRIX naar

uitgangsaansluitingen versturen

U kunt als volgt de signalen die worden verzonden van
MIX-kanalen of STEREO A/B-kanalen naar MATRIX-
bussen, naar de MATRIX OUT-aansluitingen zenden.
1Zorg ervoor dat de geschikte signalen worden
verzonden van de MIX-kanalen of STEREO A/
B-kanalen naar de MATRIX-bussen.
2Druk in het gedeelte MATRIX op de MATRIX
[ON]-knoppen om het (de) gewenste MATRIX-
kana(a)l(en) in te schakelen.
3Draai aan de codeurs van het gedeelte
MATRIX om het uitgangsniveau van de
MATRIX-kanalen aan te passen.
De signalen verzonden naar de MATRIX-bus(sen),
worden vanaf de overeenkomstige MATRIX OUT-
aansluiting(en) verstuurd.
4Druk op de toets [MIX/MATRIX] in het
metergedeelte om het uitgangsniveau van de
MATRIX-kanalen te controleren.
De uitgangsniveaus worden door de [ST IN/
MATRIX]-meters weergegeven.
Tip
Het detectiepunt (meetpunt) van de signaalniveaus dat wordt
weergegeven door de meters, kan worden gewijzigd indien
gewenst (
p. 109).

Het gedeelte MATRIX paren

Aangrenzende oneven/even MATRIX-kanalen kunnen
worden gekoppeld indien gewenst. Als twee kanalen
worden gekoppeld, worden hun parameters (met
uitzondering van pan en vertraging) met elkaar verbonden.
1Houd in het gedeelte MATRIX de toets
MATRIX [SEL] van een van beide
aangrenzende oneven/even kanalen ingedrukt
en druk op de toets MATRIX MIX [SEL] van het
andere kanaal.
De [PAIR]-led licht op en de MATRIX-kanalen
worden gekoppeld. De parameters van het kanaal met
de toets MATRIX [SEL] waarop u eerst hebt gedrukt,
worden naar het kanaal met de toets MATRIX [SEL]
waarop u nadien hebt gedrukt, gekopieerd.
Als u bijvoorbeeld in de volgorde MATRIX-kanaal 1
MATRIX-kanaal 2 op de toetsen hebt gedrukt, worden
de parameters van MATRIX-kanaal 1 naar MATRIX-
kanaal 2 gekopieerd.
2Als u een paar wilt losmaken, houd u de toets
[SEL] van een van de gepaarde MATRIX-
kanalen ingedrukt en drukt u op de toets [SEL]
van het andere MATRIX-kanaal.
Als MATRIX-kanalen zijn gekoppeld, wijzigt de
signaalstroom als volgt.

Items in het gedeelte MATRIX

5
3
6
4
12

Handelingen in het gedeelte MATRIX

OVER
-3
-6
-9
-12
-15
-18
-24
-30
-40
-50
-60
OVER
-3
-6
-9
-12
-15
-18
-24
-30
-40
-50
-60
1L 1R 2L 2R 3L 3R 4L 4R
MATRIX
ST IN/ /
1 2 3 4 5 6 7 8
MIX
PEAK
HOLD
CH 1-24
ST IN/
/ST IN
MATRIX
ST IN/MATRIX-meters
Toets [MIX/MATRIX]