• Zet het aanduidingenvenster (afb. 3) op 'M'.
De afstandsaanduiding staat nu tegenover een diafragmagetal. Dit dia- fragmagetal is de in te stellen diafragmawaarde.
• Wacht tot de flitser opgeladen is – de aanduiding (afb. 3) licht op.
☞Bij een flitsafstand van 15 m ( als in het voorbeeld ) moet op de camera diafragma 4 worden ingesteld.
Bij gebruik van het groothoekvoorzetstuk moet het ingestelde diafrag- ma worden gecorrigeerd.
5.Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste foto’s zijn vaak aan hun harde en geprononceerde schaduwen te herkennen. Vaak ook werkt de natuurkundig bepaalde lichtaf- val van voor- naar achtergrond storend.
Door indirect te flitsen kunnen deze verschijnselen voor een groot deel wor- den voorkomen, omdat zowel onderwerp als achtergrond met verstrooid licht, zacht en gelijkmatig kunnen worden verlicht. De reflector van de flitser wordt hierbij zo gezwenkt, dat deze een geschikt reflectievlak ( bijv. het pla- fond of de wanden van de ruimte ) verlicht.
De reflector van de flitser is daarom verticaal en horizontaal zwenkbaar. Verticale klikstanden voor indirect flitsen vindt u bij:
•15°, 30°, 45°, 60°, 75° en 90° (reflector tot de gewenste klikstand zwen- ken )
De reflector is horizontaal 180° naar links en rechts draaibaar en klikt in de standen 90° en 180° in.
☞Bij het verticale zwenken van de flitskop moet erop worden gelet, dat er tot een voldoend grote hoek wordt gezwenkt, zodat er geen recht- streeks licht meer op het onderwerp kan vallen. Daarom minstens tot de 60° klikstand zwenken.
Het door het reflectievlak verstrooide licht geeft een zachte verlichting van het onderwerp.
Het reflectievlak moet kleurneutraal, bijv. wit zijn en het mag geen structuur
bevatten ( bijv. houten balken in het plafond ) die tot schaduwvorming aan- leiding kan vormen. Voor kleureffecten kiest men een reflectievlak in de gewenste kleur.
5.1 Indirect flitsen met automatiek
Het is nuttig om voor de eigenlijke opname te testen, of de flitser voor het gekozen diafragma voldoende licht afgeeft. Gebruik hiervoor de werkwijze zoals die in hoofdstuk 2.5 wordt beschreven.
5.2 Indirect flitsen met handbediening
Bij het flitsen met handbediening wordt het vereiste objectiefdiafragma het meest praktisch met behulp van een flitsmeter bepaald. Wanneer zo’n meter niet ter beschikking is, kan men met de vuistregel
richtgetal
Objectiefdiafragma =
een diafragmagetal berekenen, dat men bij het opnemen nog met + en - 1 diafragmastop kan varieert.
6. De winder - / motordrivefunctie
Definitie:
Onder
In de functie ’Winder W’ kunnen tot 2 flitsen per seconde, in de functie ’Motordrive MD’ kunnen tot 5 flitsen per seconde worden ontstoken.
Instellen voor het werken met de winderfunctie:
• Stel de camera in zoals de gebruiksaanwijzing ervan aangeeft.
• Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar | (afb. 5) in. | |
• Draai de instelhendel voor de filmgevoeligheid | (afb. 4) op de kop van |
de reflector. De indexstreep moet tegenover de filmgevoeligheidsaandui- ding ISO staan.
• Zet de voorkeuzeschijf | (afb. 4) op 'W', c.q. 'MD'. |
23