3Druk op de toets(en) voor de gewenste bedieningsfunctie.
Als u het
4Herhaal de stappen 2 en 3 voor elk van de toetsfuncties in de gewenste bedieningreeks.
In dit voorbeeld drukt u op de volgende toetsen.
5Wanneer u alle functies hebt geprogrammeerd, drukt u op de COMMANDER OFF toets.
Opmerkingen
•Als het programmeren langer dan twee minuten wordt onderbroken, vervalt de invoerstand en zal de bedieningsreeks slechts tot op dat punt gelden. Om dan de gehele reeks in te voeren zult u de gedeeltelijke reeks moeten wissen (zie blz. 26), om dan opnieuw vanaf stap 1 te gaan programmeren. Het is niet mogelijk om door te gaan waar u gestopt bent.
•Als u voor een SYSTEM CONTROL toets al een afstandsbedieningssignaal hebt overgenomen of “aangeleerd” (zie blz. 38), gaat de aanduiding “NG” knipperen om u te waarschuwen dat deze toets niet voor programmeren beschikbaar is. Dan zult u de aangeleerde functie eerst moeten wissen (zie blz. 40).
•Als u het
•In de programmeerstand wordt de RESET toets niet aangegeven en dan kunt u een geprogrammeerde stap ook niet annuleren. Na een vergissing zult u opnieuw vanaf stap 1 moeten beginnen.
Tips voor het programmeren van de System Control functies
De volgende tips kunnen nuttig zijn bij het programmeren van een reeks bedieningscommando’s.
Betreffende de tijd tussen de opeenvolgende bedieningscommando’s
U kunt de tijdsduur tussen de bedieningsstappen naar vereist aanpassen (zie blz. 30).
wordt vervolgd | 25 |
| NL |