Uitvoeren van een reeks bedieningsfuncties
— System Control functies (vervolg)
Aanpassen van de tijdsduur tussen de commando’s in een bedieningsreeks
Voor het tijdsinterval tussen de stappen kunt u kiezen uit vier waarden (ongeveer 127 milliseconden, 408 ms, 708 ms of 974 ms).
1Houd de COMMANDER OFF toets ingedrukt en druk daarbij de PROGRAM + en de PROGRAM – toets in.
Nu gaan de aanduidingen “SC1”, “SC2”, “SC3” en de afkortingen voor alle typen componenten knipperen.
Aanduidingen voor de toetsen
SYSTEM CONTROL Component-
1, 2 en 3 | afkortingen |
30
2Druk op een van de SYSTEM CONTROL toetsen (1, 2 of 3) of op de
Het nummer van het geldende interval blijft branden en de andere nummers knipperen.
3Druk op een van de cijfertoetsen (1 – 4) om te gewenste tijdsinterval te kiezen.
1:ongeveer 127 ms (fabrieksinstelling)
2:ongeveer 408 ms
3:ongeveer 708 ms
4:ongeveer 974 ms
(1 ms = 1/1000 seconde)
Het nummer van het gekozen interval blijft branden en de andere nummers knipperen.
4Druk op de COMMANDER OFF toets.
NL