Bediening

1

2

3

Figuur 20

De motor starten

WAARSCHUWING

Het elektrische systeem omvat een systeem dat de aanwezigheid van de bestuurder nagaat via een sensorschakelaar voor de bestuurdersstoel. Die onderdelen melden aan het elektrische systeem of de bestuurder op de bestuurdersstoel zit. Als de bestuurder van de stoel opstaat, schakelt het systeem de motor uit. Zorg er voor uw eigen veiligheid steeds voor dat dit systeem correct functioneert.

NB: De motor werd met olie gevuld voor hij de fabriek verliet. Controleer het oliepeil. Vul indien nodig olie bij. Zie de instructies van de motorfabrikant voor het te gebruiken type olie en brandstof.

1.Duw het koppelings-/rempedaal volledig naar voren. Houd uw voet op het pedaal.

2.Zorg ervoor dat het rijsnelheidspedaal in de VRIJLOOPstand staat.

3.Zorg ervoor dat de bladrotatieknop in de stand UIT staat.

4.Beweeg de gasklephendel volledig naar voren tot in de stand CHOKE of SNEL.

nl

5.Draai de contactsleutel in de stand START (zie Figuur 18).

NB: Als de motor na vier of vijf pogingen niet aanslaat, zet u de gasklephendel in de stand SNEL. Probeer nogmaals om de motor te starten. Als de motor niet wil starten raadpleegt u het SCHEMA VOOR HET OPLOSSEN VAN PROBLEMEN.

6.Zet de gasklephendel traag in de stand TRAAG.

7.Om een motor te starten die al warm is, zet u de gasklephendel in een stand tussen SNEL en

TRAAG.

De zitmaaier gebruiken op hellingen

WAARSCHUWING

Rijdt geen hellingen op of af die te stijl zijn om recht achteruit op te rijden. Rijdt met de zitmaaier nooit overdwars over een helling.

1.Voor u een helling op- of afrijdt zet u de rijsnelheidspedaalhendel op de laagste snelheid.

2.Stop niet op een helling en verander er ook niet van snelheid. Als u moet stoppen drukt u snel het koppelings-/rempedaal naar voren en activeert u de parkeerrem.

3.Als u opnieuw wil starten vergewist u zich ervan dat de snelheidsregelaar op de laagste snelheid staat.

a.Zet de gasklephendel traag in de stand

TRAAG.

b.Duw traag de rijsnelheidspedaal in.

4.Als u op een helling moet stoppen of starten, moet u altijd voldoende plaats hebben om de zitmaaier te laten rollen wanneer u de rem uitschakelt en de koppeling activeert.

5.Wees erg voorzichtig als u op een helling van richting verandert. Wanneer u op een helling rijdt of op een helling draait, zet u de gasklephendel in de stand TRAAG om ongevallen te helpen voorkomen.

20

Page 210
Image 210
Simplicity 885193, 7800357, 7800356, 7800353, 7800352 manual De motor starten, De zitmaaier gebruiken op hellingen