Diepvriesgedeelte.

Vullen van diepvriesgedeelte

Vul het vriesvak zodanig dat er ten minste 15

mmruimte is tussen de stapels met pakjes en 15 à 25 mm ruimte tussen het bovenste gedeelte van de stapel en een rek of mand erboven. De pakjes mogen over de voorzijde van de rekken hangen, maar moeten zich op minimaal 15 mm van de deuren bevinden.

Voedsel dat dient te worden ingevroren, mag niet direct in aanraking komen met voedsel dat al is ingevroren. Indien voedsel dagelijks moet worden ingevroren, kan het eventueel nodig zijn de in te vriezen hoeveelheid te verminderen.

Indien een grote hoeveelheid voedsel dient te worden ingevroren, stel dan het vriesvak in op de koudste stand. Nadat het eten is ingevroren, plaatst u het bedieningselement opnieuw in zijn oorspronkelijke positie.

Voedsel wordt het snelst in de drie middelste rekken van het vriesvak ingevroren en het traagst in de rekken van de deur.

Bewaar vooraf ingevroren voedsel niet langer dan door de voedselfabrikant is aanbevolen.

Indien de stroomtoevoer naar de koelkast langdurig is uitgeschakeld of indien het koelsysteem het begeeft, open dan de deuren niet tenzij het absoluut noodzakelijk is. Indien het toch nodig is, sluit ze dan zo spoedig mogelijk zodat het ingevroren voedsel zo lang mogelijk bevroren blijft.

De rekken voor opslag in de deur van het vriesvak die voorzien zijn van een label met twee sterren, zijn uitsluitend geschikt voor de opslag van voorheen ingevroren voedsel.

Bruisende dranken mogen niet in het vriesvak worden opgeslagen.

Rendement van de diepvriezer

Deze combinatie koelkast/diepvriezer kreeg vier sterren voor de algemene werking.

Voor het rendement van het diepvriesgedeelte worden volgens ISO 8561-NORM sterren toegekend. U vindt een samenvatting in de volgende tabel:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

KOUDSTE TEMPERATUUR

 

 

 

 

 

 

 

(TEMPERATUUR VAN HET

 

 

CODE

 

 

 

 

VOEDSEL)

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Minder dan –6°C.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Minder dan –12°C.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

of

 

 

 

 

 

 

 

Minder dan –18°C.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De volgende onderdelen van het apparaat hebben twee sterren gekregen, in overeenstemming met de norm:

Modellen

Plaats van

rekken in vriesvak

21, 23

Onderste mand in vriesvak en onderste 2 rekken in deur,

 

bovenste rek in deur van vriesvak.

25Rek boven ijsbakje, bovenste rek in deur van vriesvak en onderste 2 rekken in deur.

27Rek boven ijsbakje, bovenste rek in deur van vriesvak en onderste 2 rekken in deur.

29

Onderste 2 rekken in deur van vriesvak.

 

23 GEEN

Bovenste rek in de deur van vriesvak.

 

VOORZIENING

 

 

 

 

 

21YH, 23YH

Vak boven ijscontainer en vier deur vakken.

 

21YE, 23YE

 

 

 

 

 

GSX25

Dit model valt niet in de categorie voor de twee-ster beoordeling.

225

 

 

Page 225
Image 225
GE 21, 23, 25, 27, 29 Diepvriesgedeelte, Vullen van diepvriesgedeelte, Rendement van de diepvriezer

21, 23, 25, 27, 29 specifications

The GE 21, 23, 25, 27, and 29 series of locomotives represent a significant evolution in diesel-electric technology, showcasing General Electric's commitment to innovation and performance in the rail industry. These models, produced from the late 20th century to the early 21st century, are designed to meet a variety of operational needs.

The GE 21, introduced in the early 1990s, was notable for its efficiency and reliability. It utilized a 12-cylinder engine coupled with GE's innovative software systems, allowing for enhanced fuel economy and lower emissions. The locomotive's modular design enabled easy maintenance, which was a significant advantage for rail operators looking to minimize downtime.

Moving to the GE 23, this model offered increased power and improved traction systems, reflecting the industry's demand for stronger and faster trains. With an upgraded traction control system, the GE 23 provided better performance on challenging grades and under various load conditions. Its spacious cab and ergonomic controls also emphasized operator comfort and productivity.

The GE 25 built upon the successes of its predecessors, featuring advanced microprocessor controls and a more robust engine. This model was designed with higher horsepower, making it suitable for heavy freight operations. The GE 25’s aerodynamic design reduced drag, enhancing fuel efficiency during long hauls. Additionally, the locomotive included state-of-the-art diagnostic systems, allowing for real-time monitoring of performance metrics.

In the evolution of these series, the GE 27 introduced even more technological advancements, including improved lightweight materials and enhanced safety features. This model could accommodate various cargo types and was compatible with modern signaling systems, making it versatile for different rail networks. The GE 27 was designed with sustainability in mind, further reducing emissions and adhering to stricter environmental regulations.

Finally, the GE 29 series marked a major leap forward with the integration of cutting-edge digital technology. These locomotives featured predictive maintenance capabilities, allowing operators to foresee potential mechanical issues before they resulted in failures. The GE 29 series also placed a strong emphasis on energy efficiency, incorporating regenerative braking systems that harness energy during braking for reuse.

Overall, the GE 21, 23, 25, 27, and 29 locomotives reflect General Electric’s ability to innovate continually, combining power, efficiency, and advanced technology to meet the changing demands of the rail industry. Each model brought unique features and improvements, ultimately enhancing the performance and reliability of rail freight services.